ECLI:NL:CRVB:2022:668
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en beëindiging WGA-uitkering onder de Wet WIA
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellant door het Uwv, die met ingang van 4 maart 2019 is vastgesteld op minder dan 35%. Appellant, die eerder een WGA-uitkering ontving, heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij volledig arbeidsongeschikt is vanwege zijn psychische en lichamelijke klachten. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank, die oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de vastgestelde belastbaarheid van appellant. De rechtbank heeft de rapporten van de verzekeringsartsen en de door appellant ingebrachte medische informatie zorgvuldig gewogen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapporten voldoende gemotiveerd dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 26 november 2018 adequaat rekening houdt met de beperkingen van appellant. De Centrale Raad van Beroep concludeert dat er geen nieuwe medische informatie is overgelegd die de eerdere conclusies van de verzekeringsartsen kan ondermijnen. Het hoger beroep van appellant wordt afgewezen en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd.