Uitspraak
21.1021 PW-PV
BESLISSING
1 augustus 2019 tot en met 31 oktober 2019 wegens inkomsten van appellant onder de bijstandsnorm, intrekking van de bijstand met ingang van 1 november 2019 wegens inkomsten boven de bijstandsnorm en terugvordering van de ten onrechte gemaakte kosten van bijstand over de periode van 1 augustus 2019 tot en met 31 januari 2020 tot een bedrag van € 1.080,99.
18 september 2020 ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank, kort weergegeven, het volgende geoordeeld. In geschil is of het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen dringende redenen zijn om van de terugvordering af te zien. Voor het aannemen van dringende redenen moet sprake zijn van onaanvaardbare sociale of financiële gevolgen van de terugvordering voor betrokkene. Het moet dan gaan om incidentele gevallen, waarin iets uitzonderlijks aan de hand is en waarin een individuele afweging van alle relevante omstandigheden plaatsvindt. Niet in geschil is dat appellant niet in een gemakkelijke situatie verkeert en zijn best doet die te verbeteren. Appellant heeft de terugvordering inmiddels voldaan. Niet is gebleken dat de betaling van de terugvordering onaanvaardbare sociale of financiële gevolgen voor appellant heeft gehad. Dat appellant mede door deze vordering moeilijk aan een woning kan of kon komen is geen dringende reden om van terugvordering af te zien.