ECLI:NL:CRVB:2022:747

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 maart 2022
Publicatiedatum
8 april 2022
Zaaknummer
21/2171 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake schadevergoeding na intrekking van beroep tegen Uwv

In deze zaak heeft de appellant, vertegenwoordigd door mr. Ab. El Idrissi, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De appellant heeft het hoger beroep echter ingetrokken omdat het Uwv met een gewijzigde beslissing op bezwaar van 21 september 2021 volledig aan de bezwaren van de appellant tegemoet is gekomen. De Raad voor de Rechtspraak moet nu alleen nog oordelen over de kosten die de appellant heeft gemaakt in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv de kosten in bezwaar heeft vergoed, maar dat er nog een oordeel moet komen over de kosten in beroep en hoger beroep.

De Raad heeft de proceskosten begroot op € 759,- voor het beroep en € 759,- voor het hoger beroep, wat resulteert in een totale proceskostenvergoeding van € 1.518,-. De Raad heeft het Uwv veroordeeld in deze kosten, en de appellant kan zich voor vergoeding van het betaalde griffierecht rechtstreeks tot het Uwv wenden. De uitspraak is gedaan op 2 maart 2022 door de Centrale Raad van Beroep, met F.M. Rijnbeek als rechter en H. Alajai als griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Datum uitspraak: 2 maart 2022
20/2171 WW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 9 juni 2020, 19/4937 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. Ab. El Idrissi, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 21 september 2021 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Op 8 oktober 2021 heeft mr. El Idrissi namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb is bepaald dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 21 september 2021 volledig aan de bezwaren van appellant tegemoet is gekomen.
Aangezien het Uwv de gemaakte kosten in bezwaar heeft vergoed, moet de Raad alleen nog oordelen over de in beroep en hoger beroep gemaakte kosten.
De Raad ziet aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op
€ 759,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift) en € 759,- in hoger beroep
(1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift). In totaal bedraagt de proceskostenvergoeding € 1.518.,-.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht in beroep en hoger beroep kan appellant zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van H. Alajai als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 maart 2022.
(getekend) F.M. Rijnbeek
(getekend) H. Alajai