ECLI:NL:CRVB:2022:771
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellante in het kader van de WAO-uitkering
In deze zaak is in geschil of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) de WAO-uitkering van appellante terecht heeft vastgesteld naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45% met ingang van 1 april 2019. Appellante heeft in hoger beroep gronden aangevoerd die een herhaling zijn van de argumenten die zij in de eerdere procedure heeft ingebracht. De rechtbank heeft deze gronden gemotiveerd weerlegd en appellante heeft geen nieuwe medische gegevens overgelegd die haar standpunt onderbouwen. De Centrale Raad van Beroep volgt de rechtbank in haar oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat de FML (Functionele Mogelijkhedenlijst) van de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende onderbouwd is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de geselecteerde functies medisch geschikt zijn voor appellante, ondanks de door haar aangevoerde klachten. Het hoger beroep van appellante is dan ook ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak is bevestigd. Tevens is het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.