ECLI:NL:CRVB:2022:781
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van bijstandsaanvragen op basis van onvoldoende onderbouwing van bijstandbehoevendheid en onduidelijkheid over woon- en leefsituatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan over de afwijzing van twee aanvragen om bijstand door appellant. De eerste aanvraag werd afgewezen omdat appellant zijn bijstandbehoevendheid niet aannemelijk kon maken, daar hij zijn verklaringen niet onderbouwde met objectieve en verifieerbare stukken. Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven had appellant uitgenodigd om op een gesprek te verschijnen en om relevante documenten aan te leveren, maar appellant reageerde niet op deze verzoeken. Hierdoor werd de eerste aanvraag buiten behandeling gesteld.
De tweede aanvraag werd afgewezen op basis van onduidelijkheid over de feitelijke woon- en leefsituatie van appellant. Het college concludeerde, na een onderzoek en huisbezoek, dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij op het opgegeven adres woonde. De Raad oordeelde dat de bewijslast voor de bijstandbehoevendheid bij de aanvrager ligt en dat appellant niet voldoende bewijs had geleverd om zijn claims te onderbouwen. De rechtbank Oost-Brabant had eerder de beroepen tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak.
De uitspraak benadrukt het belang van het aanleveren van relevante en verifieerbare informatie bij aanvragen om bijstand, en dat het college niet verplicht is om bijstand te verlenen als de aanvrager niet aan zijn bewijslast voldoet. De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.