ECLI:NL:CRVB:2022:814

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 april 2022
Publicatiedatum
13 april 2022
Zaaknummer
20/3855 JW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de uitspraak van de rechtbank Amsterdam inzake jeugdhulp aanvraag en besluitvorming door college van burgemeester en wethouders

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 27 oktober 2020. De appellant had hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor jeugdhulp op grond van de Jeugdwet. De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij het college van burgemeester en wethouders van Aalsmeer de aanvraag had afgewezen. De Raad heeft vastgesteld dat appellant in hoger beroep geen nieuwe of andere gronden heeft aangevoerd die de rechtbank tot een ander oordeel hadden moeten brengen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en verwijst hiernaar. De Raad concludeert dat het bestreden besluit, dat door de burgemeester van Aalsmeer was ondertekend, geen reden tot twijfel geeft, ondanks het gebruik van briefpapier van de gemeente Amstelveen. De Raad oordeelt dat appellant niet is benadeeld door deze vergissing en bevestigt de aangevallen uitspraak. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

20.3855 JW

Datum uitspraak: 6 april 2022
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 27 oktober 2020, 19/2631 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Aalsmeer (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft Stichting [Naam stichting] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 februari 2022. Appellant is verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C. van Splunder.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in hoger beroep nog van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Bij besluit van 17 januari 2019 is de aanvraag van appellant van 24 december 2018, strekkende tot toekenning van jeugdhulp op grond van de Jeugdwet, afgewezen. Appellant heeft hiertegen op 18 januari 2019 bezwaar gemaakt bij het college.
1.2.
Bij besluit van 1 april 2019 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank, voor zover nu nog van belang, het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Het college heeft de aanvraag van appellant terecht afgewezen. Het betoog van appellant dat geen besluit is genomen door het college op zijn aanvraag omdat het besluit van 17 januari 2019 door de gemeente Amstelveen is genomen, heeft de rechtbank verworpen. Daarover heeft de rechtbank overwogen dat het college in het bestreden besluit heeft toegelicht dat het besluit van 17 januari 2019 een besluit is van dit college, maar dat per abuis het briefpapier van de gemeente Amstelveen is gebruikt. Dit is veroorzaakt doordat de ambtelijke organisatie voor beide gemeenten werkt. De rechtbank heeft appellant niet gevolgd in zijn standpunt dat door deze vergissing in het briefpapier het besluit door een ander college zou zijn genomen dan die waaraan hij zijn aanvraag heeft gericht. Voor appellant is bovendien kennelijk ook voldoende duidelijk geweest dat het besluit is genomen door het college, nu hij zijn bezwaarschrift van 18 januari 2019 ook aan het college van burgemeester en wethouders van Aalsmeer heeft gericht. Hij is door de vergissing dus ook op geen enkele wijze benadeeld.
3. Het hoger beroep van appellant beperkt zich tot het oordeel van de rechtbank dat appellant niet gevolgd kan worden in zijn betoog dat het besluit door een ander college is genomen dan die waaraan hij zijn aanvraag had gericht. Volgens appellant is het niet bij een eenmalig foutief gebruik van het briefpapier gebleven. Ook het bij de rechtbank ingediende verweerschrift van 11 juni 2019 is ondertekend door het college van de gemeente Amstelveen. Het gevolg hiervan is dat het college van Aalsmeer te laat is geweest met het nemen van zijn beslissing. Appellant heeft daarom recht op de volledige dwangsom wegens het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag.
4. De Raad overweegt het volgende.
4.1.
Appellant heeft in hoger beroep geen wezenlijk nieuwe of andere gronden naar voren gebracht of redenen vermeld waarom de rechtbank tot een ander oordeel had moeten komen.
4.2.
De rechtbank heeft deze beroepsgronden in de aangevallen uitspraak afdoende besproken en genoegzaam gemotiveerd waarom deze niet leiden tot een vernietiging van het bestreden besluit.
4.3.
De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank volledig en volstaat met een verwijzing daarnaar. De Raad maakt dan ook het oordeel waartoe de rechtbank op grond van deze overwegingen is gekomen tot het zijne. Naar aanleiding van wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, voegt de Raad daaraan toe dat het bestreden besluit geen reden tot twijfel geeft: het is namens het college van burgemeester en wethouders van Aalsmeer door de burgemeester ondertekend en gesteld op briefpapier van de gemeente Aalsmeer. Om die reden volgt de Raad appellant niet in zijn betoog dat uit het daarna bij de rechtbank ingediende verweerschrift van 11 juni 2019 blijkt dat het college van burgemeester en wethouders van Amstelveen het besluit heeft genomen. Dat onder dat verweerschrift staat dat het afkomstig zou zijn van het college van Amstelveen, is ook geen reden om te twijfelen. Uit de gedingstukken die van appellant afkomstig zijn blijkt niet dat hij zelf heeft getwijfeld van welk college de besluitvorming afkomstig was.
4.4.
Uit wat onder 4.1 tot en met 4.3 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal, voor zover aangevochten, worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door D.S. de Vries als voorzitter en H. Benek en D.A. Verburg als leden, in tegenwoordigheid van E.J. van der Veldt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 april 2022.
(getekend) D.S. de Vries
(getekend) E.J. van der Veldt