ECLI:NL:CRVB:2022:856

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 april 2022
Publicatiedatum
25 april 2022
Zaaknummer
21/3973 WLZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-tijdige indiening van beroepschrift in hoger beroep tegen uitspraak van de rechtbank Amsterdam

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep (zaaknummer 21/3973 WLZ). Het beroepschrift van de appellant, vertegenwoordigd door mr. W. Albers, is op 11 november 2021 per fax ontvangen. De Raad oordeelt dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend, aangezien de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken bedraagt en deze termijn begon op de dag na de bekendmaking van de uitspraak van de rechtbank Amsterdam op 29 september 2021. De Raad overweegt dat de gemachtigde van appellant geen overtuigende redenen heeft aangevoerd waarom appellant niet in verzuim zou zijn geweest. Er is geen bewijs dat appellant niet in staat was om zijn belangen te behartigen tijdens de beroepstermijn. Hierdoor is het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard zonder verder onderzoek. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en kan door belanghebbenden en bestuursorganen binnen zes weken na verzending van het afschrift worden bestreden.

Uitspraak

Datum uitspraak: 6 april 2022
21/3973 WLZ
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
29 september 2021, 20/5346 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V.

PROCESVERLOOP

Mr. W. Albers, advocaat, heeft als gemachtigde van appellant hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

Ingevolge artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet geldt het volgende.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in met ingang van de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van de toezending van een afschrift aan partijen is bekendgemaakt.
Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
De uitspraak waartegen hoger beroep is ingesteld is op 29 september 2021 in afschrift aan partijen toegezonden.
Het beroepschrift is op 11 november 2021 per fax ontvangen.
Op grond hiervan moet worden geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
Ten aanzien van een na afloop van de beroepstermijn ingediend beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Bij brief van 16 november 2021 is aan gemachtigde van appellant gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding. Bij brief van 23 december 2021 heeft de Raad gemachtigde van appellant herinnerd aan het schrijven van 16 november 2021 en daarbij verzocht alsnog binnen vier weken mede te delen waarom de beroepstermijn is overschreden. Gemachtigde van appellant heeft daarop geantwoord dat -voor zover hem bekend- appellant niet in staat is om zijn zaken goed te behartigen. Appellant is op hoge leeftijd. Hij was niet in staat om zelf de beroepstermijn goed in de gaten te houden en naar het blijkt had hij ook niemand die dat op professioneel niveau voor hem deed of die hem bijstond om deze termijn te bewaken.
Wat gemachtigde van appellant heeft aangevoerd, bevat geen grond waarop redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
De Raad overweegt daartoe dat niet is gebleken dat appellant niet in staat is geweest om tijdens de beroepstermijn zijn belangen te behartigen of te doen behartigen.
Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van D. van der Boom als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 april 2022.
(getekend) D. Hardonk-Prins
(getekend) D. van der Boom
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.