Uitspraak
20.3166 PW
3 september 2020, 19/1705 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Overijssel. Appellante had een aanvraag om bijzondere bijstand ingediend, die door het college van burgemeester en wethouders van Zwolle was afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op de vaststelling dat appellante over voldoende draagkracht beschikte, aangezien haar inkomen uit studiefinanciering hoger was dan 110% van de voor haar geldende bijstandsnorm. Appellante stelde dat het inkomen uit studiefinanciering niet als een passende en toereikende voorliggende voorziening kon worden aangemerkt, maar de Raad oordeelde dat het college de aanvraag niet had afgewezen op basis van het ontbreken van een voorliggende voorziening, maar op basis van de draagkracht van appellante.
De Raad heeft verder overwogen dat de draagkracht van appellante correct was vastgesteld, en dat zij redelijkerwijs kon beschikken over een aanvullende lening in het kader van de studiefinanciering. Appellante had aangevoerd dat zij geen arbeidsvermogen had en dat haar schulden hierdoor zouden toenemen, maar de Raad vond deze stelling onvoldoende onderbouwd. De documenten die appellante had overgelegd, gaven geen aanleiding om aan te nemen dat zij geen arbeidsvermogen had.
Uiteindelijk heeft de Raad geoordeeld dat het hoger beroep van appellante niet slaagde en dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank Overijssel bevestigd werd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.