ECLI:NL:CRVB:2022:88

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 januari 2022
Publicatiedatum
12 januari 2022
Zaaknummer
19/1601 WLZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen CIZ na intrekking van het beroep

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 januari 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de CIZ. Het hoger beroep was ingesteld door mr. M.A.E. Bol, die zich later onttrok als gemachtigde. Mr. J. Heek nam de vertegenwoordiging over. De zitting vond plaats op 24 maart 2021, waarbij appellant werd bijgestaan door zijn ouders en mr. Heek, terwijl CIZ werd vertegenwoordigd door mr. I.C.J.G. van Maris-Kindt. CIZ had op 16 augustus 2021 een herziene beslissing op bezwaar genomen, waarop mr. Heek namens appellant op 6 september 2021 het hoger beroep introk en verzocht om CIZ te veroordelen in de proceskosten. CIZ stemde in met deze veroordeling.

De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht, CIZ veroordeeld kan worden in de kosten die appellant heeft gemaakt in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep. De proceskosten werden begroot op € 1.518,- voor het beroep en € 1.897,50 voor het hoger beroep, wat resulteert in een totaalbedrag van € 3.415,50. De Raad heeft bepaald dat appellant zich voor vergoeding van het griffierecht kan wenden tot CIZ.

De uitspraak is gedaan door E.J. Otten, met D. van der Boom als griffier, en is openbaar uitgesproken op 12 januari 2022.

Uitspraak

Datum uitspraak: 12 januari 2022
19/1601 WLZ
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van
27 februari 2019, 18/4271 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)

CIZ

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. M.A.E. Bol hoger beroep ingesteld.
In de brief van 20 juni 2019 heeft mr. M.A.E. Bol zich onttrokken als gemachtigde in deze procedure. In de brief van 10 juli 2019 heeft mr. J. Heek zich als gemachtigde in deze zaak gesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 maart 2021. Appellant is verschenen met zijn ouders, bijgestaan door mr. J. Heek. CIZ heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door mr. I.C.J.G. van Maris-Kindt.
CIZ heeft op 16 augustus 2021 een herziene beslissing op bezwaar genomen.
In de brief van 6 september 2021 heeft mr. J. Heek namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht CIZ te veroordelen in de proceskosten.
CIZ heeft te kennen gegeven in te stemmen met een veroordeling in de proceskosten in beroep en hoger beroep.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat CIZ met de herziene beslissing op bezwaar van 16 augustus 2021 volledig aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen.
De Raad ziet aanleiding CIZ te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.518,- in beroep en € 1.897,50 in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht in beroep en in hoger beroep kan appellant zich rechtstreeks tot CIZ wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt CIZ in de kosten van appellant tot een bedrag van
€ 3.415,50.
Deze uitspraak is gedaan door E.J. Otten, in tegenwoordigheid van D. van der Boom als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 januari 2022.
(getekend) E.J. Otten
(getekend) D. van der Boom