ECLI:NL:CRVB:2022:885
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WIA-uitkering en geschiktheid voor arbeid na medisch onderzoek door Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de WIA-uitkering van appellant. Appellant, die als loodsmedewerker werkte, had zich op 3 maart 2015 ziek gemeld met knieklachten. Het Uwv had hem een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, maar na een herbeoordeling concludeerde het Uwv dat zijn arbeidsongeschiktheid minder dan 35% was, waardoor de uitkering per 1 maart 2019 werd beëindigd. Appellant was het niet eens met deze beslissing en stelde dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was uitgevoerd en dat zijn gezondheidssituatie was verslechterd.
De rechtbank Limburg had het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en appellant ging in hoger beroep. Tijdens de zitting op 16 maart 2022 heeft appellant zijn stellingen herhaald en nieuwe medische informatie ingebracht. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was en dat er geen reden was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellant terecht geschikt was geacht voor de geselecteerde functies, ondanks zijn gezondheidsklachten.
De Raad concludeerde dat de door appellant ingebrachte medische informatie geen nieuwe feiten of omstandigheden bevatte die de eerdere beoordeling konden ondermijnen. De beslissing van het Uwv om de WIA-uitkering te beëindigen werd dan ook bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.