Uitspraak
20 4422 WW
17 november 2020, 18/5105 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
Op 18 april 2022 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellante tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin haar beroep tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een WW-uitkering ongegrond was verklaard. De rechtbank oordeelde dat appellante niet voldeed aan de wekeneis, omdat zij in de 36 weken voorafgaand aan haar werkloosheid niet in ten minste 26 weken had gewerkt. Appellante had na haar ontslag bij ROC [onderwijslocatie] geen WW-uitkering aangevraagd en zich niet als werkzoekende ingeschreven. Pas op 31 januari 2018, na een periode van werk bij uitzendbureau Tempo Team, heeft zij zich ingeschreven als werkzoekende. Het Uwv weigerde haar aanvraag voor een WW-uitkering, omdat zij niet aan de wekeneis voldeed. In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat zij ziek uit dienst was gegaan en recht had op ziekengeld, maar de Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat appellante geen recht had op een WW-uitkering. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de door appellante overgelegde stukken geen aanleiding gaven voor een ander oordeel. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.