Uitspraak
21.4274 NIOAW, 21/4276 NIOAW-VV
7 december 2021
H.H.J. ten Hoope.
OVERWEGINGEN
30 november 2020 en dus ook niet van een vordering die moet worden afgelost.
30 november 2020 en dus ook dat er geen grond is voor de terugvordering over die periode. Hieruit volgt dat het terugvorderingsbesluit kon worden ingetrokken, dat dan alleen over de periode van 1 december 2020 tot en met 28 februari 2021 een nabetaling van de IOAW-uitkering hoefde plaats te vinden, en dat er dan geen vordering was waarmee die nabetaling moest worden verrekend. Verzoekster had op grond van haar recht op een IOAW-uitkering vanaf 1 december 2020 recht op de betaling van het volledige bedrag van de voor haar geldende grondslag van die uitkering, zodat voor de toekenning van een deel van dat bedrag in de vorm van een lening dan ook geen grond is.
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover de rechtbank het beroep tegen het besluit van 4 maart 2021 niet-ontvankelijk heeft verklaard;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 4 maart 2021 gegrond en vernietigt dit besluit voor zover daarbij een bedrag van € 1.384,- in de vorm van leenbijstand is verstrekt;
- bepaalt dat het bedrag van € 1.384,- om niet is betaald en dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde deel van het besluit van 4 maart 2021;
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
- veroordeelt het college in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.518,-;
- bepaalt dat het college aan verzoekster het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 134,-