Uitspraak
21.1841 WIA
OVERWEGINGEN
Op 23 mei 2017 heeft zij zich voor dit werk ziekgemeld met psychische klachten. Naar aanleiding van een aanvraag om een uitkering op grond van de Wet Werk en inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) is appellante op 8 maart 2019 door een verzekeringsarts op het spreekuur gezien. Deze arts heeft haar belastbaar geacht met inachtneming van de beperkingen die zijn neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van diezelfde datum. Een arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat appellante niet in staat is tot haar eigen werk, maar zij wel de functies wikkelaar, samensteller kunststof- en rubberindustrie en machinaal metaalbewerker kan vervullen. Op basis daarvan is berekend dat appellante per 21 mei 2019 25,81% arbeidsongeschikt is. Het Uwv heeft bij besluit van 8 april 2019 de WIA-aanvraag van appellante per 21 mei 2019 afgewezen, omdat zij per die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
Zij houdt staande dat het Uwv zich niet had mogen baseren op het rapport van psychiater Cohen, omdat er twijfel bestaat over zijn deskundigheid en onafhankelijkheid. Cohen heeft ten onrechte overwogen dat appellante geen traumagerelateerde klachten of herbelevingen heeft die haar psychische klachten verklaren. Haar psychische klachten zijn wel degelijk door het ongeval van haar zus ontstaan. Appellante houdt voorts staande dat haar psychische beperkingen zijn onderschat. Zij lijdt aan PTSS en depressie. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had volgens appellante aanvullende beperkingen moeten verbinden aan de conclusie dat zij kampt met de gevolgen van het ongeval van haar zus. Uit de reeds ingebrachte medische informatie van Stichting Centrum ’45 en ARQ volgt dat zij meer beperkt is dan is vastgesteld. Omdat twijfel bestaat aan de beoordeling van haar belastbaarheid door het Uwv verzoekt appellante om inschakeling van een deskundige psychiater.