ECLI:NL:CRVB:2023:1006

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 mei 2023
Publicatiedatum
25 mei 2023
Zaaknummer
22/2161 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake arbeidsongeschiktheid en recht op IVA-uitkering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 mei 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. Appellante, die volledig arbeidsongeschikt is, heeft hoger beroep ingesteld tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat haar geen recht op een IVA-uitkering toekende. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende had gemotiveerd dat er op 23 januari 2021 geen sprake was van duurzame arbeidsongeschiktheid. Appellante voerde aan dat haar beperkingen ten onrechte niet als duurzaam zijn aangemerkt en dat haar medische situatie, waaronder het Ehlers-Danlos syndroom, niet goed is beoordeeld door de artsen van het Uwv. De Raad oordeelde dat de verzekeringsartsen voldoende gemotiveerd hebben dat er op de datum in geding behandelmogelijkheden waren die de belastbaarheid van appellante zouden kunnen vergroten. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. De beslissing van de rechtbank werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

22.2161 WIA

Datum uitspraak: 25 mei 2023
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 30 mei 2022, 21/4564 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 mei 2023. Appellante is verschenen, vergezeld van haar vader. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I.L.M. Dunselman.

OVERWEGINGEN

1.1.
Bij besluit van 5 mei 2021 heeft het Uwv appellante na afloop van de voorgeschreven wachttijd met ingang van 23 januari 2021 een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend. De mate van arbeidsongeschiktheid is daarbij vastgesteld op 100%.
1.2.
Het bezwaar van appellante tegen dit besluit heeft het Uwv bij besluit van 5 augustus 2021 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Het Uwv heeft vastgesteld dat er geen sprake is van duurzame volledige arbeidsongeschiktheid zodat appellante geen recht heeft op een
IVA-uitkering. Aan het bestreden besluit ligt een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep ten grondslag.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hiertoe is overwogen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft gemotiveerd welk resultaat de bij appellante ingezette medische behandeling zal kunnen hebben. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 16 juli 2021 gemotiveerd dat er een redelijk goede kans op verbetering van de belastbaarheid van appellante is binnen één à twee jaar. Hij heeft vastgesteld dat appellante op de wachtlijst staat voor individuele rouwtherapie. De verwachting is dat de behandeling zal resulteren in verbetering van persoonlijk en sociaal functioneren. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is de verwachting dat verbetering van de psychische klachten ook verbetering ten aanzien van lopen en de energetische belastbaarheid zal hebben. Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geschreven dat appellante na de rouwtherapie de therapie bij Reade zal hervatten, die gericht is op het leren omgaan met pijn en op het versterken van de spieren waardoor er ook verbetering van de fysieke belastbaarheid wordt verwacht. Appellante is ook onder behandeling bij een diëtist. Dit kan leiden tot minder overgewicht en daardoor minder fysieke klachten en meer mobiliteit. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft ook geschreven dat in de brief van revalidatiecentrum Reade (revalidatiecentrum) van 7 juli 2020 verschillende behandelmogelijkheden worden genoemd die zijn gericht op verbetering van het functioneren, zoals ergotherapie, medisch psychologische behandeling, gedragsmatige poliklinische pijn revalidatiebehandeling en podotherapie.
3.1.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij recht heeft op een IVA-uitkering. Haar beperkingen zijn ten onrechte niet aangemerkt als duurzaam. Haar pijnklachten worden niet minder en inmiddels krijgt appellante huishoudelijke hulp en vervoer per regiotaxi op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO). De artsen van het Uwv zijn geen specialisten op het gebied van het Ehlers-Danlos syndroom. Het is een progressieve ziekte, die alleen maar erger wordt.
3.2.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.
4. De Raad oordeelt als volgt.
4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat appellante volledig arbeidsongeschikt is. Gelet op de door partijen ingenomen standpunten, ligt de vraag voor of de arbeidsongeschiktheid van appellante op de datum in geding, 23 januari 2021, moet worden geacht volledig en duurzaam te zijn, zodat appellante op grond van artikel 47 van de Wet WIA recht heeft op een
IVA-uitkering in plaats van een WGA-uitkering.
4.2.
Volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is volgens artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Op grond van het tweede lid wordt onder duurzaam verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie. Volgens het derde lid wordt onder duurzaam mede verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
4.3.
De Raad heeft in zijn uitspraak van 4 februari 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BH1896, geoordeeld dat de verzekeringsarts zich een oordeel dient te vormen over de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid in de zin van artikel 4 van de Wet WIA. Hierbij moet hij een inschatting maken van de herstelkansen, in de zin van een verbetering van de functionele mogelijkheden van de verzekerde. De inschatting van de verzekeringsarts van de kans op herstel in het eerste jaar na het ontstaan van het recht op uitkering en in de periode daarna dient te berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij de individuele verzekerde aan de orde zijn, voor zover die feiten en omstandigheden betrekking hebben op de medische situatie van de verzekerde op de datum in geding. Indien die inschatting berust op een (ingezette) medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor de individuele verzekerde.
4.4.
De rechtbank heeft terecht overwogen dat de (bezwaar)verzekeringsartsen voldoende gemotiveerd hebben dat er op de in geding zijnde datum van 23 januari 2021 voor appellante behandelmogelijkheden waren die de belastbaarheid van appellante zouden kunnen vergroten. In het rapport van 16 juli 2021 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep, onder verwijzing naar de brief van het revalidatiecentrum van 7 juli 2020, de behandelmogelijkheden opgesomd. De behandelopties bestaan zowel uit psychische als lichamelijke factoren en alle zijn gericht op het verhogen van de belastbaarheid. De Raad verwijst naar de overwegingen van de rechtbank hierover en onderschrijft deze. Dat het Ehlers-Danlos syndroom, dat bij appellante is vastgesteld, in de weg staat aan verbetering van de functionele mogelijkheden, blijkt niet uit de brief van het revalidatiecentrum. De Raad voegt hier aan toe dat bij een beoordeling van de duurzaamheid gekeken wordt naar wat op de datum in geding, in dit geval 23 januari 2021, de herstelkansen zijn en of er op dat moment verbetering valt te verwachten. Dat volgens appellante inmiddels duidelijk is dat de behandelingen niet tot het gewenste resultaat hebben geleid, speelt bij de beoordeling niet mee.
4.5.
De stelling van appellante dat de artsen van het Uwv geen specialisten zijn op het gebied van het Ehlers-Danlos syndroom, slaagt niet. De artsen van het Uwv hebben de beschikking gehad over medische informatie die afkomstig is van specialisten. Mede op grond van die informatie hebben zij het standpunt ingenomen dat er verbetering van de belastbaarheid mogelijk is.
4.6.
Met betrekking tot de grond van appellante dat zij ondersteuning krijgt vanuit de WMO overweegt de Raad dat die besluiten dateren van ruim na de datum in geding. Daaruit kunnen geen conclusies worden getrokken over de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid op de datum in geding.
4.7.
Uit 4.2 tot en met 4.6 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door W.J.A.M. van Brussel, in tegenwoordigheid van A.M. Geurtsen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 mei 2023.
(getekend) W.J.A.M. van Brussel
(getekend) A.M. Geurtsen