ECLI:NL:CRVB:2023:1037
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-tijdige indiening van beroepschrift in hoger beroep tegen uitspraak van de rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 juni 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 21 december 2022. Appellant had hoger beroep ingesteld, maar het beroepschrift was niet tijdig ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken, en deze termijn begint te lopen vanaf de dag na de bekendmaking van de aangevallen uitspraak. In dit geval was het beroepschrift op 6 februari 2023 ontvangen, terwijl het op 3 februari 2023 ter post was bezorgd. Dit betekent dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend, aangezien de termijn al was verstreken.
De Centrale Raad van Beroep overwoog dat, hoewel een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift niet-ontvankelijk kan blijven, dit niet geldt als redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Appellant voerde aan dat de termijnoverschrijding te wijten was aan het feit dat zijn raadsman niet beschikbaar was, maar de Raad oordeelde dat deze reden niet voldoende was om aan te nemen dat appellant niet in verzuim was geweest. Daarom werd het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, zonder verder onderzoek te doen. De Raad besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak werd gedaan door rechter F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van griffier J.M. Labage, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden en het bestuursorgaan de mogelijkheid open om binnen zes weken schriftelijk verzet te doen.