ECLI:NL:CRVB:2023:1108
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidseisen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 juni 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om hem een WIA-uitkering toe te kennen. Appellant, die in 2010 en 2017 uitviel voor zijn werkzaamheden als gevolg van cardiale problemen, had eerder al een WIA-uitkering aangevraagd, maar deze was geweigerd omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank Overijssel had in een eerdere uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de beperkingen van appellant correct waren vastgesteld.
In hoger beroep voerde appellant aan dat hij meer beperkingen had dan in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) was vastgesteld en dat de rechtbank een onjuiste toets had aangelegd met betrekking tot de relatie tussen zijn klachten en elektromagnetische velden. Hij verzocht om de benoeming van een onafhankelijke deskundige, wat door de rechtbank was afgewezen. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellant in hoger beroep geen nieuwe medische informatie had overgelegd die zijn standpunt kon onderbouwen. De Raad bevestigde de eerdere oordelen van de rechtbank en het Uwv, waarbij werd gesteld dat de door appellant ervaren klachten niet objectief medisch konden worden vastgesteld als beperkingen.
De Raad concludeerde dat de FML van 2 december 2019 correct was en dat de functies die aan het bestreden besluit ten grondslag lagen, medisch passend waren voor appellant. Het verzoek om een onafhankelijk deskundige te benoemen werd afgewezen, en de Raad bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.