ECLI:NL:CRVB:2023:1167
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van bijstand en afwijzing bijzondere bijstand voor kosten naturalisatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft de toekenning van algemene bijstand aan appellante, die verzocht om bijstand met ingang van 1 februari 2020. De Raad oordeelt dat het college van burgemeester en wethouders van Breda de bijstand terecht heeft toegekend met ingang van 1 maart 2020. Appellante stelde dat zij de studiefinanciering over februari 2020 ten onrechte had ontvangen en dat dit haar recht op bijstand beïnvloedde. De Raad concludeert echter dat de studiefinanciering als een voorliggende voorziening wordt beschouwd, waardoor appellante in die periode over voldoende middelen beschikte om in haar noodzakelijke bestaanskosten te voorzien.
Daarnaast heeft de Raad zich gebogen over de afwijzing van de aanvraag van appellante voor bijzondere bijstand voor de kosten van naturalisatie. De Raad oordeelt dat de kosten al waren voldaan vóór de aanvraag en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat van het uitgangspunt moet worden afgeweken. De moeilijke thuissituatie en taalbarrière van appellante worden niet als bijzondere omstandigheden erkend. Het hoger beroep van appellante wordt afgewezen, en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Appellante krijgt geen proceskostenvergoeding en het betaalde griffierecht wordt niet teruggegeven.