ECLI:NL:CRVB:2023:1185
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D. Hardonk-Prins
- S.S. Blok
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om maatwerkvoorziening voor hulp bij het huishouden wegens inwonende huisgenoot
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, een man geboren in 1973 met verschillende medische aandoeningen, had een aanvraag ingediend voor een maatwerkvoorziening voor hulp bij het huishouden op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Deze aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Utrecht, omdat er een inwonende volwassene, zijn dochter, aanwezig was die de huishoudelijke taken kon verrichten.
De appellant voerde aan dat zijn dochter overbelast dreigde te raken en niet in staat was om alle huishoudelijke taken uit te voeren. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen de afwijzing ongegrond verklaard, waarbij werd opgemerkt dat de dochter niet had meegewerkt aan een medisch onderzoek, waardoor het college niet kon vaststellen of er sprake was van (dreigende) overbelasting.
In hoger beroep herhaalde de appellant zijn standpunt, maar de Raad oordeelde dat het college terecht had vastgesteld dat de dochter als gebruikelijke hulp kon worden beschouwd. De Raad concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag voor hulp bij het huishouden terecht was, omdat de dochter geen toestemming had gegeven voor medisch onderzoek, wat voor rekening en risico van de appellant kwam. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.