ECLI:NL:CRVB:2023:119
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 januari 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Utrecht. Appellant, die sinds 18 juli 2017 door psychische klachten niet meer kan werken als reachtruckchauffeur, heeft een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het Uwv heeft appellant een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, waarbij zijn arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 66,91%. Appellant is het niet eens met deze vaststelling en heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij stelt dat hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het Uwv bij de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid rekening heeft gehouden met de medische informatie van zowel de primaire arts als de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De Raad heeft geconcludeerd dat de FML (Functionele Mogelijkhedenlijst) van appellant adequaat is vastgesteld en dat er geen nieuwe medische gegevens zijn die aanleiding geven om de eerdere beoordeling te herzien. De Raad heeft ook opgemerkt dat de informatie van de psycholoog en huisarts, die na de beoordelingsdatum zijn ingediend, niet relevant zijn voor de huidige beoordeling.
Uiteindelijk heeft de Raad geoordeeld dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant terecht is vastgesteld op 66,91% en dat er geen sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid. De aangevallen uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.