ECLI:NL:CRVB:2023:1291

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 juli 2023
Publicatiedatum
6 juli 2023
Zaaknummer
22 / 761 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van een bezwaarschrift inzake kinderbijslag en de gevolgen van termijnoverschrijding

In deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep op 6 juli 2023, wordt de ontvankelijkheid van een bezwaarschrift tegen de afwijzing van een aanvraag om kinderbijslag beoordeeld. Appellante had op 15 september 2020 kinderbijslag aangevraagd voor drie kinderen voor de periode van het eerste kwartaal van 2000 tot en met het vierde kwartaal van 2002. De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft deze aanvraag op 29 oktober 2020 afgewezen, omdat appellante niet in Nederland woont of werkt. Appellante maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar de Svb verklaarde dit bezwaar op 6 april 2021 niet-ontvankelijk, omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend.

De rechtbank Amsterdam heeft in een eerdere uitspraak op 11 januari 2022 het beroep van appellante tegen het besluit van de Svb ongegrond verklaard. Appellante ging in hoger beroep, maar is niet verschenen op de zitting van de Raad op 26 mei 2023. De Svb werd vertegenwoordigd door W. van den Berg. De Raad oordeelt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het bezwaar niet-ontvankelijk is, omdat het bezwaarschrift niet tijdig was ingediend. Appellante heeft geen redenen aangevoerd voor de termijnoverschrijding.

De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en stelt vast dat de beslissing van de Svb om het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren in stand blijft. Dit betekent dat de afwijzing van de aanvraag om kinderbijslag ook in stand blijft. Appellante krijgt geen vergoeding voor proceskosten en het betaalde griffierecht wordt niet teruggegeven.

Uitspraak

22/761 AKW
Datum uitspraak: 6 juli 2023
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 11 januari 2022, 21/3380 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante], te [woonplaats], Marokko (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Met een besluit van 29 oktober 2020 heeft de Svb de aanvraag van appellante om kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) afgewezen. Appellante heeft daartegen bezwaar gemaakt. De Svb heeft met zijn besluit van 6 april 2021 (bestreden besluit) het bezwaar van appellante tegen het besluit van 29 oktober 2020 niet-ontvankelijk verklaard.
Appellante heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep ongegrond verklaard.
Appellante heeft hoger beroep ingesteld. De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 26 mei 2023. Appellante is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door W. van den Berg.

OVERWEGINGEN

Samenvatting

In deze uitspraak beoordeelt de Raad of de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit terecht ongegrond heeft verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Svb het bezwaar tegen het besluit van 29 oktober 2020 terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Appellante vindt dat zij recht heeft op kinderbijslag, maar zij heeft geen redenen aangevoerd waarom het bezwaar te laat is ingediend. De Raad is het eens met het oordeel van de rechtbank. Het hoger beroep slaagt niet.

Inleiding

1. Appellante heeft op 15 september 2020 voor drie kinderen kinderbijslag aangevraagd voor de periode van het eerste kwartaal van 2000 tot en met het vierde kwartaal van 2002. Met het besluit van 29 oktober 2020 heeft de Svb vastgesteld dat appellante geen recht heeft op kinderbijslag, omdat appellante niet in Nederland woont of werkt. Het bezwaar van appellante tegen dit besluit heeft de Svb bij het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard, omdat appellante het bezwaarschrift te laat heeft ingediend.
Uitspraak van de rechtbank
2. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de Svb terecht geoordeeld dat het bezwaar niet-ontvankelijk is, omdat het te laat is ingediend.
Het standpunt van appellante
3. Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Zij heeft tegen die uitspraak aangevoerd dat haar overleden partner bij leven in Nederland verzekerd was voor de AKW en appellante daarna de enige was die voor haar minderjarige kinderen zorgde.

Het oordeel van de Raad

4.1.
De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het bezwaar nietontvankelijk is, omdat het laat is ingediend. De Raad doet dit aan de hand van de argumenten die appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.2.
De wettelijke regels en beleidsregels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Bezwaarschrift niet tijdig ingediend
4.3.
Het bezwaarschrift van appellante is niet tijdig ingediend, omdat het niet voor het einde van de termijn is ontvangen. Het bezwaarschrift is namelijk door de Svb ontvangen op 5 januari 2021, terwijl de termijn voor het indienen ervan is geëindigd op 10 december 2020. Niet gebleken is dat het bezwaarschrift voor het einde van de termijn ter post is bezorgd. Op de envelop waarmee appellante het bezwaarschrift heeft verstuurd, is namelijk een poststempel aangebracht met de datum 23 december 2020.
Geen verschoonbare termijnoverschrijding
4.4.
Appellante heeft geen redenen aangevoerd waarom het bezwaar te laat is ingediend. Niet kan worden gezegd dat appellante niet in verzuim is geweest om tijdig een bezwaarschrift in te dienen.

Conclusie en gevolgen

4.5.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de beslissing van de Svb om het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren in stand blijft. Daarmee blijft ook de afwijzing van de aanvraag om kinderbijslag in stand.
5. Appellante krijgt daarom geen vergoeding voor haar proceskosten. Appellante krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M. Wolfrat, in tegenwoordigheid van L.C. van Bentum als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 juli 2023.
(getekend) M. Wolfrat
(getekend) L.C. van Bentum

BIJLAGE

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 6:6
Het bezwaar of beroep kan niet-ontvankelijk worden verklaard, indien:
a. niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep, of
b. het bezwaar- of beroepschrift geheel of gedeeltelijk is geweigerd op grond van artikel 2:15,
mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
Artikel 6:7
De termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift bedraagt zes weken.
Artikel 6:8
1. De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Artikel 6:9
1. Een bezwaar- of beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
2. Bij verzending per post is een bezwaar- of beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Artikel 6:11
Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.