ECLI:NL:CRVB:2023:1314

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 juli 2023
Publicatiedatum
11 juli 2023
Zaaknummer
21 / 3935 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de kostendelersnorm in het kader van bijstandsverlening en commerciële huurrelaties

In deze zaak heeft appellant op 16 november 2020 een aanvraag om bijstand ingediend, waarbij hij aangaf als bankslaper bij familie te verblijven op een bepaald adres. Op datzelfde adres is ook een persoon, aangeduid als Y, ingeschreven. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft bij besluit van 4 december 2020 aan appellant bijstand toegekend met toepassing van de kostendelersnorm. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, specifiek tegen de toepassing van de kostendelersnorm, maar het college heeft dit standpunt gehandhaafd in een bestreden besluit van 14 april 2021.

De rechtbank Rotterdam heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit op 1 oktober 2021 ongegrond verklaard. Appellant stelt dat er tussen hem en Y sprake is van een commerciële huurrelatie, waardoor de kostendelersnorm niet van toepassing zou zijn. Het college heeft echter terecht geconcludeerd dat er geen commerciële huurrelatie bestaat, aangezien appellant niet heeft kunnen aantonen dat hij huur betaalt aan Y. De schriftelijke verklaringen die appellant heeft overgelegd, zijn onvoldoende om dit te onderbouwen, en de gestelde contante huurbetalingen zijn niet aangetoond met bijvoorbeeld kwitanties.

De Centrale Raad van Beroep heeft in hoger beroep de aangevallen uitspraak bevestigd. De Raad oordeelt dat het hoger beroep niet slaagt en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.

Uitspraak

21.3935 PW

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 1 oktober 2021, 21/2826 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)
Datum uitspraak: 3 juli 2023
Zitting heeft: J. J. Janssen, als lid van de enkelvoudige kamer.
Griffier: L.G. Cornelissen.
Namens appellant is verschenen mr. J.L. Wittensleger. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.F. Jim.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Appellant heeft op 16 november 2020 een aanvraag om bijstand ingediend. Daarbij heeft hij vermeld dat hij bankslaper is en bij familie verblijft op adres X. Op adres X staat ook Y ingeschreven.
Het college heeft bij besluit van 4 december 2020 aan appellant bijstand toegekend per
16 november 2020, met toepassing van de kostendelersnorm. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, in het bijzonder wat betreft het toepassen van de kostendelersnorm, maar het college is hier bij besluit van 14 april 2021 (bestreden besluit) bij gebleven.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit bij uitspraak van
1 oktober 2021 ongegrond verklaard.
Appellant voert aan dat tussen hem en Y sprake is van een commerciële huurrelatie, zodat het college ten onrechte de kostendelersnorm heeft toegepast.
Het college heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een commerciële huurrelatie tussen appellant en Y, alleen al omdat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij huur betaalt aan Y. De schriftelijke, mede door Y ondertekende, verklaringen die appellant in dit verband heeft overgelegd, zijn onvoldoende om aannemelijk te achten dat appellant huur betaalt. De gestelde contante huurbetalingen vinden verder geen steun in de stukken, bijvoorbeeld in kwitanties.
Wat verder is aangevoerd behoeft geen bespreking.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) L.G. Cornelissen (getekend) J.J. Janssen