ECLI:NL:CRVB:2023:1314
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de kostendelersnorm in het kader van bijstandsverlening en commerciële huurrelaties
In deze zaak heeft appellant op 16 november 2020 een aanvraag om bijstand ingediend, waarbij hij aangaf als bankslaper bij familie te verblijven op een bepaald adres. Op datzelfde adres is ook een persoon, aangeduid als Y, ingeschreven. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft bij besluit van 4 december 2020 aan appellant bijstand toegekend met toepassing van de kostendelersnorm. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, specifiek tegen de toepassing van de kostendelersnorm, maar het college heeft dit standpunt gehandhaafd in een bestreden besluit van 14 april 2021.
De rechtbank Rotterdam heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit op 1 oktober 2021 ongegrond verklaard. Appellant stelt dat er tussen hem en Y sprake is van een commerciële huurrelatie, waardoor de kostendelersnorm niet van toepassing zou zijn. Het college heeft echter terecht geconcludeerd dat er geen commerciële huurrelatie bestaat, aangezien appellant niet heeft kunnen aantonen dat hij huur betaalt aan Y. De schriftelijke verklaringen die appellant heeft overgelegd, zijn onvoldoende om dit te onderbouwen, en de gestelde contante huurbetalingen zijn niet aangetoond met bijvoorbeeld kwitanties.
De Centrale Raad van Beroep heeft in hoger beroep de aangevallen uitspraak bevestigd. De Raad oordeelt dat het hoger beroep niet slaagt en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.