ECLI:NL:CRVB:2023:1326

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 juli 2023
Publicatiedatum
12 juli 2023
Zaaknummer
21 / 2598 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen college van burgemeester en wethouders van Rotterdam

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. J. Nieuwstraten, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 9 juni 2021. De Centrale Raad van Beroep heeft op 12 juli 2023 uitspraak gedaan in deze zaak, geregistreerd onder nummer 21/2598 PW. Tijdens de procedure heeft mr. Nieuwstraten op 15 november 2022 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Het college heeft geen verweer gevoerd tegen deze verzoeken.

De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het college op 7 oktober 2022 is teruggekomen op eerdere besluitvorming, waardoor het volledig tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellante. Op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Raad geoordeeld dat het college in de proceskosten moet worden veroordeeld, aangezien appellante kosten heeft gemaakt in verband met het bezwaar, beroep en hoger beroep.

De kosten zijn begroot op € 1.194,- voor de bezwaarprocedure, € 1.674,- voor de beroepsprocedure en € 837,- voor de hoger beroepsprocedure, wat leidt tot een totaalbedrag van € 3.705,-. De uitspraak is gedaan door J.J. Janssen, in tegenwoordigheid van griffier A. Giesen, en is openbaar uitgesproken op 12 juli 2023.

Uitspraak

Datum uitspraak: 12 juli 2023
21/2598 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 9 juni 2021, 21/466 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. J. Nieuwstraten, advocaat, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Bij brief van 15 november 2022 heeft mr. Nieuwstraten namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het college te veroordelen in de proceskosten.
Het college heeft schriftelijk gereageerd.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Vastgesteld wordt dat mr. Nieuwstraten het hoger beroep heeft ingetrokken naar aanleiding van het besluit van het college van 7 oktober 2022, waarbij het college is teruggekomen op de eerdere besluitvorming. Hiermee is volledig tegemoetgekomen aan de bezwaren van appellante.
Het college heeft bij brief van 9 december 2022 laten weten geen verweer te voeren tegen een eventuele veroordeling in de proceskosten.
Het college wordt veroordeeld in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.194,- in bezwaar (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor de hoorzitting in bezwaar), € 1.674,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en € 837,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift).
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellante zich rechtstreeks tot het college wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het college in de kosten van appellante tot een bedrag van € 3.705,-.
Deze uitspraak is gedaan door J.J. Janssen, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 juli 2023.
(getekend) J.J. Janssen
(getekend) A. Giesen