ECLI:NL:CRVB:2023:1392
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen uitspraak rechtbank Rotterdam
Op 19 juli 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep dat was ingesteld door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 1 september 2021. De zaak betreft een proceskostenveroordeling in het kader van het hoger beroep. De minister had het hoger beroep ingetrokken, waarna betrokkene, vertegenwoordigd door mr. C.E. van der Starre, verzocht om de minister te veroordelen in de proceskosten. De minister heeft geen verweerschrift ingediend en het onderzoek ter zitting is achterwege gelaten, conform artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de minister aan betrokkene tegemoet is gekomen door het hoger beroep in te trekken. Op basis van artikel 8:75a van de Awb is de minister veroordeeld in de kosten die betrokkene redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het hoger beroep. De proceskosten zijn begroot op € 837,-, wat overeenkomt met 1 punt voor het indienen van het verweerschrift. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door D. Hardonk-Prins, met A. Giesen als griffier.