ECLI:NL:CRVB:2023:1393
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen Menzis na intrekking van het beroep
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. B. van Dijk, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 6 maart 2019. De Centrale Raad van Beroep heeft op 19 juli 2023 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het hoger beroep door appellante is ingetrokken. Dit gebeurde na een beslissing op bezwaar van Menzis op 31 augustus 2022, waarbij Menzis geheel of gedeeltelijk tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellante.
De Raad heeft vastgesteld dat, gezien de intrekking van het beroep, Menzis op verzoek van appellante in de proceskosten moet worden veroordeeld. De proceskosten zijn begroot op € 1.674,-, conform het Besluit proceskosten bestuursrecht. De Raad heeft echter geen grond gevonden voor vergoeding van de kosten die in bezwaar zijn gemaakt, omdat appellante niet tijdig een verzoek hiertoe heeft ingediend.
De uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, met A. Giesen als griffier, en is openbaar uitgesproken op 19 juli 2023. De uitspraak betreft een proceskostenveroordeling in het kader van bestuursrecht en socialezekerheidsrecht, en is relevant voor de toepassing van de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht.