ECLI:NL:CRVB:2023:1463
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake arbeidsongeschiktheid en WAZ-uitkering met betrekking tot medische en arbeidskundige beoordeling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake haar arbeidsongeschiktheid en de WAZ-uitkering. Appellante ontvangt sinds 29 mei 2003 een uitkering op basis van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) en heeft in februari 2019 toegenomen klachten gemeld. Na verschillende medische onderzoeken en rapportages heeft het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 55,80% per februari 2018 en 42,33% per februari 2019. Appellante is van mening dat haar beperkingen zijn onderschat en dat de geselecteerde functies niet passend zijn. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, maar in hoger beroep heeft de Raad geoordeeld dat de rechtbank ten onrechte geen proceskostenveroordeling heeft uitgesproken. De Raad heeft het bestreden besluit van de rechtbank vernietigd en het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante. De medische beoordeling is door de Raad als zorgvuldig beoordeeld, en er is geen aanleiding gezien om een onafhankelijk deskundige in te schakelen. De uiteindelijke beslissing houdt in dat het beroep tegen het besluit van 12 maart 2021 gegrond is verklaard, terwijl het hoger beroep tegen het besluit van 2 december 2021 ongegrond is verklaard.