Op 2 augustus 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellante tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante, die zich sinds 2011 ziekmeldde met psychische klachten, heeft in hoger beroep gesteld dat de verzekeringsartsen onvoldoende rekening hebben gehouden met haar klachten en beperkingen. De rechtbank Overijssel had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de conclusies van de verzekeringsartsen niet ter discussie stonden. Appellante had geen medische stukken ingediend die haar standpunt onderbouwden.
De Raad heeft de argumenten van appellante in hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen. De verzekeringsarts had psychiater De Klerk geraadpleegd, wiens rapport bevestigde dat appellante niet aan de diagnostische criteria voor een gegeneraliseerde angststoornis voldeed. De Raad oordeelde dat de verzekeringsartsen voldoende gemotiveerd hadden dat de geselecteerde functies in medisch opzicht geschikt waren voor appellante. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van appellante werd afgewezen.
De Centrale Raad van Beroep benadrukte dat de verzekeringsarts bevoegd is om de belastbaarheid van appellante vast te stellen en dat de expertise van psychiater De Klerk zorgvuldig was uitgevoerd. De Raad concludeerde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt was en dat de WGA-vervolguitkering terecht was beëindigd. De uitspraak werd gedaan door F.M. Rijnbeek, met S.C. Scholten als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 2 augustus 2023.