ECLI:NL:CRVB:2023:1526

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 augustus 2023
Publicatiedatum
8 augustus 2023
Zaaknummer
22/881 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van bijstand wegens niet tijdig overleggen van gevraagde gegevens

In deze zaak beoordeelt de Centrale Raad van Beroep of het college van burgemeester en wethouders van Tilburg de bijstand van appellanten mocht intrekken met ingang van 21 juli 2020. De intrekking was gebaseerd op het feit dat appellanten niet alle gevraagde gegevens hebben verstrekt. Appellanten, die sinds 1 december 2014 bijstand ontvingen op grond van de Participatiewet, kregen op 14 juli 2020 een verzoek om afschriften van hun bankrekeningen, PayPal- en creditcardrekeningen over de periode vanaf 1 april 2020. Ondanks herhaalde verzoeken hebben appellanten niet tijdig alle gevraagde gegevens ingeleverd, wat leidde tot de opschorting van hun bijstandsrecht op 21 juli 2020.

Het college heeft appellanten meerdere keren de kans gegeven om de ontbrekende gegevens in te leveren, maar zij hebben niet voldaan aan de inlichtingenverplichting. De rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaarde het beroep van appellanten ongegrond, en appellanten hebben hoger beroep ingesteld. De Raad heeft vastgesteld dat appellanten redelijkerwijs konden beschikken over de gevraagde stukken en dat de hersteltermijnen niet onredelijk kort waren. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het college bevoegd was om de bijstand in te trekken. Appellanten krijgen geen vergoeding voor proceskosten en het betaalde griffierecht wordt niet teruggegeven.

Uitspraak

22/881 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 25 februari 2022, 20/9889 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellanten 1] en [appellanten 2] te [woonplaats] (appellanten)
het college van burgemeester en wethouders van Tilburg (college)
Datum uitspraak: 8 augustus 2023

PROCESVERLOOP

Met een besluit van 21 augustus 2020 heeft het college de bijstand van appellanten ingetrokken met ingang van 21 juli 2020. Appellanten hebben daartegen bezwaar gemaakt, maar het college is met een besluit van 10 november 2020 (bestreden besluit) bij de intrekking van de bijstand gebleven.
Appellanten hebben tegen dat besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep ongegrond verklaard.
Namens appellanten heeft mr. J. van Os, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft met een brief van 19 april 2023 aan partijen laten weten dat hij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de Raad de zaak niet behandeld op een zitting en het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Samenvatting

In deze zaak beoordeelt de Raad of het college de bijstand van appellanten mocht intrekken met ingang van 21 juli 2020. De reden van de intrekking is dat appellanten niet alle gevraagde gegevens hebben verstrekt. Volgens appellanten heeft het college de bijstand ten onrechte ingetrokken. De rechtbank was het niet met appellanten eens. De Raad is het ook niet eens met appellanten en hij bevestigt daarom de aangevallen uitspraak.

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellanten ontvangen sinds 1 december 2014 bijstand op grond van de Participatiewet naar de norm voor gehuwden. Naar aanleiding van een melding dat appellant inkomsten heeft uit arbeid, heeft een handhaver van het Team Fraudebestrijding van de gemeente Tilburg een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de aan appellanten verleende bijstand.
1.2.
Het college heeft met een brief van 14 juli 2020 appellanten verzocht om uiterlijk 21 juli 2020 afschriften van alle bankrekeningen, PayPal- en creditcardrekeningen in te leveren over de periode vanaf 1 april 2020 tot heden. Appellanten hebben dit niet gedaan. Met een besluit van 23 juli 2020 heeft het college het recht op bijstand van appellanten vanaf 21 juli 2020 opgeschort. Het college heeft appellanten in de gelegenheid gesteld de gevraagde gegevens alsnog uiterlijk 31 juli 2020 in te leveren. Appellanten hebben de afschriften van de ING-bankrekeningen ingeleverd. Ook hebben zij gegevens over een creditcard en een PayPalrekening ingeleverd.
1.3.
Omdat appellanten niet alle gevraagde stukken hebben verstrekt, heeft het college appellanten met een brief van 6 augustus 2020 opnieuw in de gelegenheid gesteld de opgevraagde gegevens uiterlijk 12 augustus 2020 in te leveren. Het college heeft appellanten er hierbij uitdrukkelijk op gewezen dat het niet inleveren van de gegevens kan leiden tot intrekking van de bijstand en het opleggen van een boete.
1.4.
Met een besluit van 21 augustus 2020, na bezwaar gehandhaafd met het bestreden besluit, heeft het college de bijstand van appellanten ingetrokken met ingang van 21 juli 2020. Aan de intrekking ligt ten grondslag dat de gevraagde stukken noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de voortzetting van de bijstand. Appellanten hebben niet alle gevraagde stukken ingeleverd en daarmee de inlichtingenverplichting geschonden.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat appellanten geen afschriften van de SNS-bankrekening hebben ingeleverd, ondanks dat het college in de brief van 14 juli 2020 en in het opschortingsbesluit heeft gevraagd om afschriften van alle bankrekeningen van appellanten. Ook heeft het college verschillende keren telefonisch contact gehad met appellanten over de ontbrekende stukken, waarbij ook specifiek is gesproken over de SNS-bankrekening. Appellanten hebben op 11 augustus 2020 weliswaar afbeeldingen ingeleverd met bij- en afschrijvingen van een creditcard en Paypal-rekening, maar deze bevatten geen naam, adres, of begin- en eindsaldo, terwijl het college daar wel uitdrukkelijk om heeft gevraagd. Uit de afbeeldingen kan niet worden afgeleid of daarop alle transacties van de betrokken periode zichtbaar zijn. Appellanten hebben niet tijdig alle opgevraagde gegevens overgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank konden appellanten redelijkerwijs beschikken over alle opgevraagde stukken. Appellanten hebben dit ook niet gemotiveerd betwist. De aan hen geboden hersteltermijnen zijn verder niet onredelijk kort, en deze zijn voldoende afgestemd op de aard en omvang van de gevraagde gegevens. Afschriften van (bank)rekeningen zijn standaardgegevens waarover iemand normaal gesproken beschikt en appellanten hebben ook niet gevraagd om verlenging van de gegunde hersteltermijnen. Het college was bevoegd om het recht op bijstand van appellanten met ingang van de opschortingsdatum van 21 juli 2020 in te trekken. Niet is gebleken dat het college niet in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken.
Het standpunt van appellanten
3. Appellanten zijn het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Net als in beroep hebben zij aangevoerd dat zij met betrekking tot de bankafschriften alle stukken hebben overgelegd waarover zij konden beschikken. Uit deze stukken valt ook op te maken dat appellanten in een bijstandbehoevende situatie verkeerden. Appellanten hebben daarmee voldaan aan hetgeen redelijkerwijze van hen verlangd kon worden.

Het oordeel van de Raad

4.1.
Wat appellanten aanvoeren is een herhaling van wat zij in beroep hebben aangevoerd. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak uitgelegd waarom dat niet leidt tot een vernietiging van het bestreden besluit. Appellanten hebben in hoger beroep geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde weerlegging van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist dan wel onvolledig is. De Raad is het eens met het oordeel van de rechtbank en met de overwegingen, zoals onder 2 weergegeven, waarop dat oordeel is gebaseerd.

Conclusie en gevolgen

4.2.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat het besluit van 10 november 2020 in stand blijft.
5. Appellanten krijgen daarom geen vergoeding voor hun proceskosten. Zij krijgen ook het betaalde griffierecht niet terug.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door K.M.P. Jacobs, in tegenwoordigheid van B. Beerens als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 augustus 2023.
(getekend) K.M.P. Jacobs
(getekend) B. Beerens