ECLI:NL:CRVB:2023:1535

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 augustus 2023
Publicatiedatum
8 augustus 2023
Zaaknummer
23 / 2004 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk wegens niet tijdig betalen griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 augustus 2023 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. B.G.M.C. Peters, had een verzoek ingediend op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) tegen de Intergemeentelijke Sociale Dienst Bollenstreek (ISD). De ISD had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag van 12 april 2023.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het griffierecht van € 136,- niet tijdig was voldaan. De gemachtigde van verzoeker was op 7 juli 2023 geïnformeerd over de verschuldigdheid van het griffierecht en kreeg de opdracht om dit binnen twee weken te voldoen. Na het verstrijken van deze termijn, werd er op 22 juli 2023 een herinneringsbrief verzonden, waarin nogmaals werd gewezen op de verplichting om het griffierecht te betalen. Ondanks deze herinnering is het griffierecht niet voldaan binnen de gestelde termijn.

De voorzieningenrechter concludeert dat er op basis van de beschikbare gegevens niet kan worden geoordeeld dat verzoeker niet in verzuim is geweest. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Awb kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. F. Hoogendijk, in tegenwoordigheid van D. van der Boom als griffier, en is openbaar uitgesproken op 7 augustus 2023.

Uitspraak

Datum uitspraak: 7 augustus 2023
23/2004 PW
Centrale Raad van Beroep
Voorzieningenrechter
Uitspraak inzake het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht in het geding tussen:
Partijen:
[verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
Intergemeentelijke Sociale Dienst Bollenstreek (ISD)

PROCESVERLOOP

De ISD heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
12 april 2023, 21/3845. Namens verzoeker heeft mr. B.G.M.C. Peters, advocaat, verzocht om toepassing van het bepaalde in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

OVERWEGINGEN

Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb zijn, voor zover hier van belang, de artikelen 8:81, 8:82 en 8:83 van de Awb van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Ingevolge artikel 8:81 in samenhang met artikel 8:104 van de Awb, kan, indien tegen een uitspraak van de rechtbank of van de voorzieningenrechter van de rechtbank hoger beroep bij de Raad is ingesteld, de voorzieningenrechter van de Raad op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Artikel 8:82, eerste lid, van de Awb bepaalt dat van de verzoeker een griffierecht wordt geheven. Ingevolge artikel 8:82, derde lid, is artikel 8:41, derde tot en met zesde lid, van de Awb van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de termijn voor de bijschrijving of storting van het griffierecht twee weken bedraagt.
Bij brief van 7 juli 2023 is de gemachtigde van verzoeker erop gewezen dat ter zake van het ingediende verzoek een griffierecht van € 136,- is verschuldigd en dat dit bedrag binnen twee weken na dagtekening van die brief dient te zijn voldaan.
Het griffierecht is niet binnen die termijn voldaan.
Bij aangetekend verzonden herinneringsbrief van 22 juli 2023 is de gemachtigde van verzoeker nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is meegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen één week na dagtekening dient te zijn bijgeschreven. Daarbij is erop gewezen dat overschrijding van die termijn kan leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van het verzoek om voorlopige voorziening. Uit de zogenoemde Track & Trace-gegevens van die brief blijkt dat voor de ontvangst daarvan is getekend op 26 juli 2023.
Ook binnen de in de herinneringsbrief gestelde termijn is het griffierecht niet voldaan.
Op grond van de beschikbare gegevens kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat verzoeker niet in verzuim is geweest. Het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen zal dan ook met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Awb kennelijk niet-ontvankelijk worden verklaard,
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Hoogendijk, in tegenwoordigheid van D. van der Boom als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 augustus 2023.
(getekend) F. Hoogendijk
(getekend) D. van der Boom