ECLI:NL:CRVB:2023:1540
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van een hersteldverklaring in het kader van de Ziektewet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 augustus 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake haar hersteldverklaring per 8 april 2013. Appellante, die zich per 17 oktober 2011 ziekmeldde tijdens haar werk als operator bij Philips, had eerder een uitkering op grond van de Ziektewet ontvangen. Na een hersteldverklaring in 2013 en een daaropvolgende WW-uitkering, verzocht zij in 2021 om herziening van de hersteldverklaring, omdat zij meende dat haar situatie niet correct was beoordeeld. Het Uwv wees dit verzoek af, omdat appellante geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die de hersteldverklaring zouden ondermijnen. De rechtbank Noord-Nederland had het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard.
In hoger beroep herhaalde appellante haar argumenten en voegde zij nieuwe medische stukken toe, die zij eerder niet had kunnen indienen. Het Uwv betwistte de relevantie van deze stukken, omdat zij niet tijdig waren ingediend in de bezwaarfase. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die aanleiding gaven om de hersteldverklaring te herzien. De Raad bevestigde dat de eerder ingediende medische stukken niet in de beoordeling konden worden betrokken, omdat deze niet bekend waren bij het Uwv tijdens de bezwaarfase. De Raad concludeerde dat het verzoek om herziening terecht was afgewezen en dat het hoger beroep van appellante niet slaagde.