ECLI:NL:CRVB:2023:157
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WGA-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid na auto-ongeval
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die als apothekersassistente werkte, had zich per 18 april 2016 ziek gemeld na een auto-ongeval. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) kende haar een loongerelateerde WGA-uitkering toe van 16 april 2018 tot 15 februari 2019, waarbij haar arbeidsongeschiktheid op 37,52% werd vastgesteld. Na afloop van deze uitkering heeft het Uwv, na een herbeoordeling, vastgesteld dat appellante met ingang van 11 augustus 2020 geen recht meer had op een WIA-uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv verklaarde dit ongegrond.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een volledig beeld had van de medische situatie van appellante. De rechtbank oordeelde dat de informatie van de Turkse artsen, die door appellante was ingediend, geen nieuwe inzichten bood over haar situatie op de datum in geding. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat haar beperkingen door het Uwv zijn onderschat en dat de medische gegevens uit Turkije wel degelijk relevant zijn. Het Uwv heeft verzocht de uitspraak van de rechtbank te bevestigen.
De Raad heeft de argumenten van appellante beoordeeld en geconcludeerd dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid terecht op minder dan 35% heeft vastgesteld. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en oordeelt dat er geen reden is om te twijfelen aan de medische beoordeling van de verzekeringsartsen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.