ECLI:NL:CRVB:2023:1577
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens ontbreken procesbelang na gegrondverklaring bezwaar WIA-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 augustus 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. Appellante ontving vanaf 22 april 2019 een WGA-uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), waarbij haar arbeidsongeschiktheid op 100% was vastgesteld. Echter, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beëindigde deze uitkering per 3 september 2020, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellante heeft hiertegen bezwaar aangetekend, maar dit werd ongegrond verklaard door het Uwv en later door de rechtbank.
Tijdens de procedure in hoger beroep heeft het Uwv op 18 januari 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarin het bezwaar van appellante alsnog gegrond werd verklaard. De mate van arbeidsongeschiktheid werd opnieuw vastgesteld op 100%, wat betekende dat de eerdere beëindiging van de WGA-uitkering onterecht was. Appellante stemde in met de gegrondverklaring van het bezwaar en de voortzetting van de WIA-uitkering, maar vroeg ook om een proceskostenvergoeding.
De Raad oordeelde dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moest worden verklaard wegens het ontbreken van procesbelang, aangezien het bezwaar van appellante inmiddels gegrond was verklaard. Tevens werd het Uwv veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van appellante, die in totaal € 4.123,50 bedroegen, evenals het griffierecht van € 185,-. De uitspraak werd gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van griffier E.X.R. Yi.