ECLI:NL:CRVB:2023:161
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering om terug te komen van intrekking en terugvordering van AIO-aanvulling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 31 maart 2021. De zaak betreft een verzoek van appellante om terug te komen van de besluiten van de Sociale verzekeringsbank (Svb) van 27 december 2019, waarbij haar AIO-aanvulling over de periode van 13 juli 2017 tot en met 28 februari 2018 werd ingetrokken en de gemaakte kosten van € 2.676,27 werden teruggevorderd. De Svb had deze besluiten genomen op basis van de vaststelling dat appellante in die periode een kostendeler had en dat haar inkomsten hoger waren dan de geldende norm voor een alleenstaande met een kostendeler. Appellante had tegen deze besluiten geen bezwaar gemaakt.
De Svb heeft het herzieningsverzoek van appellante afgewezen, omdat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die niet eerder ingebracht hadden kunnen worden. Appellante stelde dat het evident onredelijk was dat de Svb geen gebruik had gemaakt van zijn bevoegdheid om het herzieningsverzoek inhoudelijk te heroverwegen. De rechtbank oordeelde dat appellante in feite het debat over de juistheid van de oorspronkelijke besluiten opnieuw wilde voeren, wat niet mogelijk was zonder nieuwe feiten of omstandigheden.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de gronden die appellante in hoger beroep aanvoerde, in wezen een herhaling waren van wat zij eerder had aangevoerd. De Raad concludeerde dat de weigering van de Svb om terug te komen van de besluiten van 27 december 2019 niet evident onredelijk was, en dat appellante geen rechtsmiddelen had aangewend tegen deze besluiten. De Raad benadrukte dat de mogelijkheid dat de oorspronkelijke besluiten onjuist zijn, niet voldoende is om te concluderen dat het evident onredelijk is om deze niet te herzien. Het hoger beroep werd afgewezen en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.