ECLI:NL:CRVB:2023:1727
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 september 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om hem een WIA-uitkering toe te kennen. De Raad heeft eerder op 17 mei 2023 een tussenuitspraak gedaan, waarin werd vastgesteld dat het bestreden besluit van het Uwv berustte op een ontoereikende medische grondslag. Appellant was minder dan 35% arbeidsongeschikt verklaard, wat leidde tot de weigering van de uitkering. In de tussenuitspraak werd het Uwv opgedragen om de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) te herzien op basis van het rapport van de door appellant ingeschakelde deskundige, verzekeringsarts G. Sprenkels.
Na de herziening heeft het Uwv op 28 juni 2023 een aanvullend verweerschrift ingediend, waarin de gewijzigde FML werd gepresenteerd. De Raad oordeelde dat het Uwv met de nieuwe FML voldeed aan de opdracht uit de tussenuitspraak. Appellant heeft de juistheid van de gewijzigde FML niet betwist, waardoor de Raad zich kon concentreren op de vraag of het bestreden besluit in arbeidskundig opzicht deugdelijk was gemotiveerd. De Raad concludeerde dat de functies die aan appellant waren toegewezen, geschikt waren, ondanks de bezwaren van appellant over de werkomstandigheden en de vereiste concentratie.
De Raad vernietigde het bestreden besluit van 8 februari 2021, maar liet de rechtsgevolgen in stand. Tevens werd het Uwv veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van appellant, die in totaal € 6.997,99 bedroegen, inclusief griffierechten. De uitspraak werd openbaar gedaan en is gepubliceerd op rechtspraak.nl.