Uitspraak
Wat aan de zaak vooraf is gegaan
NPO-onderzoek van 3 oktober 2016 een achteruitgang in geheugentaken, de fonologische fluency en de planning en met name slechtere prestaties in het geheugendomein. Uit anamnese, hetero-anamnese en neuropsychologisch onderzoek blijkt ook dat het zelfstandig functioneren is afgenomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep gaat uit van toegenomen cognitieve beperkingen vanaf de datum van het rapport van Rijndam van 30 november 2016, waarin is vermeld dat uit cognitieve testen naar voren komt dat appellant een fors verlaagd tempo van informatieverwerking heeft en ook de volgehouden aandacht fors gestoord is. Verbetering van de belastbaarheid is volgens de arts nauwelijks te verwachten. Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft vervolgens in een rapport van 8 december 2017 te kennen gegeven dat met de gewijzigde FML per datum30 november 2016 onvoldoende functies zijn te selecteren en dat appellant daardoor 100% arbeidsongeschikt is. Het Uwv heeft bij besluit van 15 december 2017 het bezwaar van appellant tegen het besluit van 9 mei 2017 gegrond verklaard en appellant met ingang van 30 november 2016 een IVA-uitkering toegekend.
IVA-uitkering.
De huidige procedure
Uwv-arts dat ten grondslag ligt aan de beoordeling per einde wachttijd (datum 28 april 2014) een volledig normaal psychisch onderzoek vermeldt. Appellant achtte zichzelf in die tijd ook arbeidsgeschikt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet daarom geen reden om de beperkingen per datum einde wachttijd te herzien. De verzekeringsarts bezwaar en beroep acht het wel aannemelijk dat de onderzoeksbevindingen bij het NPO van 20 augustus 2015 ook al in april 2015 aanwezig waren en heeft hierbij betrokken dat appellant zich vanuit de WW op 2 april 2015 heeft ziek gemeld omdat zijn psychische klachten waren verergerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep acht appellant daarom met ingang van de ziekmelding met ingang van 2 april 2015 volledig en duurzaam arbeidsongeschikt.