ECLI:NL:CRVB:2023:1740
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WGA-uitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 september 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uwv om haar WGA-uitkering per 1 juni 2021 te beëindigen. De Raad oordeelt dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante terecht is vastgesteld op minder dan 35%. Appellante had eerder een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen, maar na een herbeoordeling door een verzekeringsarts werd geconcludeerd dat zij niet meer voldeed aan het criterium 'geen benutbare mogelijkheden'. De verzekeringsarts stelde vast dat appellante in staat was om fysiek niet te zware werkzaamheden te verrichten, wat leidde tot de conclusie dat haar arbeidsongeschiktheid op 0% werd vastgesteld. Het Uwv heeft vervolgens besloten dat appellante geen recht meer had op een WIA-uitkering.
Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft het beroep van appellante tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het medisch oordeel zorgvuldig was. In hoger beroep heeft appellante herhaald wat zij eerder had aangevoerd, maar de Raad oordeelt dat zij niet met nieuwe medische informatie is gekomen die de eerdere beoordelingen zou ondermijnen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de verzekeringsartsen de belastbaarheid van appellante op een zorgvuldige manier hebben beoordeeld, waarbij zij ook informatie van behandelend artsen hebben betrokken. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.