ECLI:NL:CRVB:2023:1746

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 september 2023
Publicatiedatum
14 september 2023
Zaaknummer
21/3645 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de aanvraag voor maatwerkvoorziening opvang op grond van de Wmo 2015

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een maatwerkvoorziening opvang door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. De aanvraag was ingediend door appellante, die zich met haar minderjarige dochter had gemeld voor opvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Het college heeft de aanvraag op 15 mei 2020 afgewezen, met als reden dat appellante niet voldoet aan de voorwaarden voor een maatwerkvoorziening, omdat zij in staat zou zijn om zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving, en enkel een huisvestingsprobleem zou hebben. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het college handhaafde zijn besluit op 27 augustus 2020. De rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep van appellante ongegrond in haar uitspraak van 13 september 2021.

In hoger beroep heeft appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. N. Roos, aangevoerd dat ten onrechte wordt aangenomen dat zij zich kan handhaven in de samenleving. De Raad heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat appellante in staat is om zelf in onderdak te voorzien. De Raad verwijst naar de overwegingen van de rechtbank, waarin wordt gesteld dat appellante zelf altijd in onderdak heeft voorzien en dat haar problemen niet voldoende zijn onderbouwd. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de uitspraak van de rechtbank, waardoor de afwijzing van de aanvraag in stand blijft. Appellante krijgt geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht wordt niet teruggegeven.

Uitspraak

21/3645 WMO15
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 13 september 2021, 20/5165 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)
Datum uitspraak: 13 september 2023

PROCESVERLOOP

Het college heeft met een besluit van 15 mei 2020 de aanvraag voor een maatwerkvoorziening opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) afgewezen. Appellante heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Het college heeft bij besluit van 27 augustus 2020 (bestreden besluit) de afwijzing van de aanvraag gehandhaafd.
Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft met de aangevallen uitspraak het beroep ongegrond verklaard.
Namens appellante heeft mr. N. Roos, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Partijen hebben toestemming gegeven een onderzoek ter zitting achterwege te laten, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

Samenvatting

Deze zaak gaat over de vraag of het college de aanvraag voor een maatwerkvoorziening opvang terecht heeft afgewezen. De Raad beantwoordt deze vraag bevestigend en verwijst voor de motivering van dit oordeel naar de uitspraak van de rechtbank.

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellante heeft zich met haar minderjarige dochter bij het college gemeld voor een maatwerkvoorziening opvang op grond van de Wmo 2015. Zij heeft een daartoe strekkende aanvraag ingediend.
1.2.
Deze aanvraag heeft geleid tot de in het procesverloop weergegeven besluitvorming. Het college heeft aan de afwijzing van de aanvraag ten grondslag gelegd dat zij niet voldoet aan de voorwaarden voor een maatwerkvoorziening opvang. Zij is namelijk in staat zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. Zij heeft enkel een huisvestingsprobleem. De Wmo 2015 is niet bedoeld daarvoor een oplossing te bieden.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak overwogen dat appellante het voordeel van de twijfel wordt gegeven door te veronderstellen dat zij procesbelang heeft. Over de status van haar verblijf in het appartement van de [adres] bestaat namelijk onvoldoende duidelijkheid. Verder heeft de rechtbank overwogen dat uit wat appellante heeft aangevoerd niet kan worden geconcludeerd dat zij niet in staat is zich te handhaven in de samenleving en daardoor niet in onderdak kan voorzien. Zij heeft immers steeds zelf voorzien in onderdak, ontvangt een uitkering op grond van de PW, heeft zich zelfstandig ingeschreven bij Woonnet en reageert op aangeboden woningen. De door appellante aangevoerde problemen heeft zij niet onderbouwd met concrete informatie. De situatie waarin appellante verkeert, is eerder toe te schrijven aan de schaarste op de woningmarkt. De Wmo 2015 is niet bedoeld om hiervoor een oplossing te bieden.
Het standpunt van appellante
3. Appellante voert aan dat ten onrechte wordt aangenomen dat zij zich kan handhaven in de samenleving en in staat is om zelf in onderdak te voorzien. Het is haar immers niet gelukt om op eigen kracht onderdak te vinden. De enkele omstandigheid dat zij erin is geslaagd om het een en ander tijdelijk op te lossen, rechtvaardigt deze aanname ook niet. De omstandigheid dat zij geen informatie heeft ingebracht over haar problemen, maakt niet dat deze niet aannemelijk zijn.

Het oordeel van de Raad

4.1.
De Raad oordeelt dat het hoger beroep niet slaagt. De rechtbank heeft in de overwegingen van de aangevallen uitspraak uitgelegd waarom het college de aanvraag terecht heeft afgewezen. De Raad onderschrijft deze overwegingen volledig en verenigt zich met het op grond daarvan door de rechtbank gegeven oordeel. Appellante heeft in hoger beroep geen nieuwe gronden naar voren gebracht en/of gemotiveerd waarom de rechtbank tot een ander oordeel had moeten komen.

Conclusie en gevolgen

4.2.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de afwijzing van de aanvraag in stand blijft.
5. Appellante krijgt daarom geen vergoeding voor haar proceskosten. Zij krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van S.S. Blok als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 september 2023.
(getekend) J. Brand
(getekend) S.S. Blok