Uitspraak
20.4020 WIA
13 november 2020, 20/606 (aangevallen uitspraak)
[naam] en bijgestaan door mr. Verstraelen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.M.C.M. Levels.
OVERWEGINGEN
17,93 uur per week. Op 22 oktober 2017 heeft appellante zich ziek gemeld met rugklachten, fibromyalgie en psychische klachten. In het kader van een aanvraag op grond van de
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) heeft appellante op 26 augustus 2019 het spreekuur bezocht van een arts van het Uwv. Deze arts heeft vastgesteld dat appellante belastbaar is met inachtneming van de beperkingen die hij heeft neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 9 september 2019. Een arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat appellante niet meer geschikt is voor het laatstelijk verrichte werk. Hij heeft vervolgens functies geselecteerd en op basis van de drie functies met de hoogste lonen de mate van arbeidsongeschiktheid berekend op 15,77%. Bij besluit van 24 september 2019 heeft het Uwv geweigerd aan appellante met ingang van 20 oktober 2019 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat appellante met ingang van die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
artikel 5 van de Wet WIA sprake als hij als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van onder meer ziekte of gebrek slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Op grond van artikel 6, eerste lid, van de Wet WIA wordt de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek.
artikel 6:22 van de Awb zal de schending van de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb daarom worden gepasseerd en wordt het bestreden besluit in stand gelaten. Dit leidt ertoe dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak, met verbetering van gronden, zal worden bevestigd.
€ 1.674,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en € 2.092,50 in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hoger beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor het indienen van een reactie). De totale proceskostenvergoeding bedraagt € 3.766,50. Daarnaast dient het Uwv het door appellante in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht te vergoeden.
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 3.766,50;