ECLI:NL:CRVB:2023:1801
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de ZW-uitkering van appellante wegens verdiencapaciteit
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de ZW-uitkering van appellante door het Uwv per 15 januari 2021. Appellante, die zich op 27 september 2019 ziekmeldde met psychische klachten, ontving een ZW-uitkering. Het Uwv concludeerde dat appellante, ondanks haar beperkingen, in staat was om meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen. Appellante was het niet eens met deze beslissing en heeft bezwaar gemaakt, maar het Uwv handhaafde zijn besluit. De rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep van appellante ongegrond, waarna zij hoger beroep instelde bij de Centrale Raad van Beroep.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 13 september 2023 behandeld. Appellante stelde dat zij door haar medische beperkingen niet in staat was om de geselecteerde functies te vervullen. De Raad oordeelde echter dat het Uwv de beëindiging van de ZW-uitkering terecht had doorgevoerd. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de geselecteerde functies medisch geschikt waren voor appellante. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de medische beoordeling van het Uwv en dat het verzoek van appellante om een deskundige te benoemen werd afgewezen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, wat betekent dat de beëindiging van de ZW-uitkering in stand blijft.