ECLI:NL:CRVB:2023:1868

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 september 2023
Publicatiedatum
10 oktober 2023
Zaaknummer
23/750 WIA-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake WIA-uitkering en proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, die een WIA-uitkering ontvangt, was het niet eens met de beslissing van het Uwv dat hij per 27 augustus 2020 meer arbeidsgeschikt werd geacht dan voorheen. De Raad oordeelt dat de gronden van de appellant met betrekking tot autorijden, reiken en concentratieproblemen niet slagen. De rechtbank had eerder het beroep tegen het bestreden besluit van het Uwv ongegrond verklaard en de gronden van de appellant niet gehonoreerd. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank, maar vernietigt de proceskostenveroordeling, omdat deze te laag was vastgesteld. De Raad veroordeelt het Uwv in de proceskosten van de appellant tot een bedrag van € 2.929,50 en bepaalt dat het Uwv het griffierecht van € 136,- aan de appellant vergoedt. De uitspraak is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen dat de medische beoordeling door het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd en dat de rapporten van de verzekeringsartsen geen tegenstrijdigheden bevatten. De Raad concludeert dat er geen nieuwe medische gegevens zijn ingediend die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden, en dat de gronden van de appellant niet voldoende onderbouwd zijn.

Uitspraak

23.750 WIA-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 24 januari 2023, 22/1155 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 20 september 2023
Zitting heeft: I.M.J. Hilhorst-Hagen
Griffier: O.N. Haafkes
Partijen zijn niet verschenen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover de proceskosten zijn bepaald op € 1.674,-;
- bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 2.929,50;
- bepaalt dat het Uwv aan appellant het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 136,- vergoedt.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
1.1.
Appellant is werkzaam geweest als vertegenwoordiger voor 40 uur per week. Het Uwv heeft appellant met ingang van 20 juli 2011 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55%. Vanaf 2014 is de WIA-uitkering omgezet in een vervolguitkering, naar de klasse 45 tot 55%.
1.2.
In 2020 heeft een herbeoordeling plaatsgevonden
.Bij besluit van 12 mei 2021 heeft het Uwv appellant meegedeeld dat hij per 27 augustus 2020 meer arbeidsgeschikt wordt geacht dan voorheen. Hij wordt per die datum arbeidsongeschikt geacht voor 51,98%. Zijn uitkering wijzigt niet. Bij besluit van 14 januari 2022 (bestreden besluit 1) is het bezwaar tegen het besluit van 12 mei 2021 ongegrond verklaard.
2.1.
Naar aanleiding van een vraagstelling van de rechtbank heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep aanleiding twee functies laten vervallen en op basis van de functies assemblagemedewerker electronische apparatuur, wikkelaar (nieuw en revisie) en productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) een mate van arbeidsongeschiktheid van 62,36% vastgesteld. Bij besluit van 6 september 2022 (bestreden besluit 2) heeft het Uwv het bezwaar tegen het besluit van 12 mei 2021 in zoverre alsnog gegrond verklaard. Het Uwv heeft appellant meegedeeld dat hij per 27 augustus 2020 voor 62,36% arbeidsongeschikt wordt geacht en ingedeeld in de klasse 55 tot 65%. Appellant ontvangt een vervolguitkering, die wijzigt twee kalendermaanden na toename van zijn arbeidsongeschiktheid, dus per 1 november 2020.
2.2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen bestreden besluit 1
niet-ontvankelijk verklaard en beslissingen genomen ten aanzien van de proceskosten en het griffierecht. De rechtbank heeft het beroep tegen bestreden besluit 2 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat de medische beoordeling juist is. De rapporten van de verzekeringsartsen zijn op een zorgvuldige manier tot stand gekomen, bevatten geen tegenstrijdigheden en zijn voldoende begrijpelijk.
2.3.
De rechtbank heeft de gronden van appellant over autorijden, reiken en concentratieproblemen niet gehonoreerd. De intrekking van het rijbewijs vond jaren voor de datum in gedingplaats. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft voor de schouderklachten en de concentratieproblemen al diverse beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst opgenomen. Dat appellant op 27 augustus 2020 meer of verdergaand beperkt zou zijn dan dat, heeft appellant niet onderbouwd met informatie van een arts of een medisch behandelaar.
2.4.
De rechtbank heeft zich kunnen verenigen met de arbeidskundige beoordeling van bestreden besluit 2. Omdat uit het arbeidskundig onderzoek blijkt dat appellant per
27 augustus 2020 voor 62,36% arbeidsongeschikt moet worden beschouwd, heeft het Uwv zijn WIA-uitkering per die datum terecht voortgezet op basis van dat arbeidsongeschiktheidspercentage.
3.1.
Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat een urenbeperking op basis van een preventieve indicatie noodzakelijk is. Deze grond slaagt niet. Door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is in het rapport van 30 mei 2022/31 mei 2022 genoegzaam onderbouwd dat voldoende rekening is gehouden met uit de problematiek van appellant voortvloeiende beperkingen en dat het aannemen van een urenbeperking niet is geïndiceerd. Appellant heeft geen nieuwe medische gegevens ingebracht die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden.
3.2.
De grond van appellant dat de rechtbank ten onrechte geen betekenis toekent aan de indicatie voor dagbesteding op grond van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning, slaagt ook niet. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 14 juli 2022 betekenis en doel van de dagbesteding in haar beoordeling betrokken en de rechtbank heeft terecht geoordeeld dat voor die dagbesteding een ander toetsingskader geldt.. De door appellant meegezonden GGZ-standaard is algemeen van karakter en geeft geen aanvullend inzicht in zijn gezondheidssituatie.
3.3.
De grond van appellant over autorijden is een herhaling van wat hij eerder in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat die grond niet slaagt. Bovendien komt autorijden in de geselecteerde functies niet voor.
3.4.
Appellant wordt niet gevolgd in zijn grond dat in overlegsituaties over werk (en met collega’s) wel degelijk emoties kunnen spelen en geuit (moeten) worden. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in het rapport van 11 augustus 2022 genoegzaam gemotiveerd dat het bij desbetreffende functie alleen gaat om productieoverleg of ander basaal overleg, waarin geen speciaal beroep wordt gedaan op het uiten van gevoelens.
3.5.
Gelet op het voorgaande, wordt het verzoek van appellant om inschakeling van een medische of arbeidskundige deskundige afgewezen.
3.6.
Appellant heeft verder aangevoerd dat de proceskostenveroordeling verhoogd dient te worden met 0,5 punt, vanwege het geven van een nadere reactie op bestreden besluit 2. Deze grond slaagt, nu de rechtbank hiervoor ten onrechte geen (half) punt heeft toegekend. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 22 oktober 2013 (ECLI:NL:CRVB:2013:2208).
4. Aanleiding bestaat om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant. Deze kosten worden begroot op € 2.092,50 in beroep (beroepschrift 1 punt, zitting 1 punt en zienswijze 0,5 punt, € 837,- per punt) en op € 837,- in hoger beroep (hoger beroepschrift 1 punt, € 837,- per punt). De totale kosten worden begroot op € 2.929,50.
Waarvan proces-verbaal.
Utrecht, 20 september 2023
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) O.N. Haafkes (getekend) I.M.J. Hilhorst-Hagen
Voor eensluidend afschrift
de griffier van de
Centrale Raad van Beroep