ECLI:NL:CRVB:2023:1947
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaarschrift inzake maatwerkvoorziening WMO
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die op 4 april 2022 het beroep ongegrond verklaarde. Appellante had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Almere, dat op 29 oktober 2020 een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 had verstrekt. Dit besluit betrof een ondersteuningsarrangement voor de periode van 2 november 2020 tot en met 13 september 2021. Het college verklaarde het bezwaar van appellante op 29 maart 2021 niet-ontvankelijk, omdat de wettelijke termijn van zes weken voor het indienen van een bezwaarschrift was overschreden. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarbij werd overwogen dat appellante voldoende op de hoogte was van haar recht op huishoudelijke hulp en dat er geen sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding.
In hoger beroep herhaalde appellante grotendeels haar beroepsgronden. De Centrale Raad van Beroep onderschreef de overwegingen van de rechtbank en voegde hieraan toe dat de stelling van appellante over rechtsongelijkheid niet onderbouwd was. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.