ECLI:NL:CRVB:2023:1966

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 oktober 2023
Publicatiedatum
25 oktober 2023
Zaaknummer
21/2638 ZVW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inning van bestuursrechtelijke premie door verrekening met zorgtoeslag

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De appellant, die in hoger beroep ging, was het niet eens met de beslissing van het CAK om een deel van de bestuursrechtelijke premie te innen door middel van verrekening met de zorgtoeslag. De appellant stelde dat deze gang van zaken afbreuk deed aan zijn gezondheidspreventie en dat het CAK misbruik maakte van zijn bevoegdheden door aanhoudend tot invordering over te gaan.

De Raad heeft vastgesteld dat het CAK de bestuursrechtelijke premie heeft geïnd door de zorgtoeslag om te leiden, zoals toegestaan onder artikel 18f, zesde lid, van de Zorgverzekeringswet (Zvw). De rechtbank had eerder geoordeeld dat het CAK zich aan de geldende regels en richtlijnen hield bij deze inning. De Raad bevestigde deze conclusie en oordeelde dat er geen sprake was van misbruik van bevoegdheid. De argumenten van de appellant werden niet overtuigend geacht om tot een ander oordeel te komen.

De uitspraak van de rechtbank Overijssel werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

21.2638 ZVW

Datum uitspraak: 24 oktober 2023
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 14 juni 2021, 20/32 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het CAK
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het CAK heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 september 2023. Appellant is niet verschenen. Het CAK heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.M. Nijman.

OVERWEGINGEN

1.1.
Bij besluit van 22 oktober 2018 heeft het CAK aan appellant bericht dat hij vanaf 1 november 2018 de bestuursrechtelijke premie verschuldigd is.
1.2.
Bij besluit van 12 september 2019 heeft het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) namens het CAK aan appellant meegedeeld dat de zorgtoeslag die hij van de Belastingdienst ontvangt, op grond van artikel 18f, zesde lid, van de Zorgverzekeringswet (Zvw) wordt uitbetaald aan het CJIB, om een deel van de bestuursrechtelijke premie die appellant verschuldigd is te voldoen. Voor het resterende bedrag van de bestuursrechtelijke premie zal appellant een acceptgiro ontvangen.
1.3.
Bij besluit van 19 november 2019 (bestreden besluit) heeft het CAK het bezwaar van appellant tegen het besluit 12 september 2019 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe – voor zover van belang – overwogen dat de rechtbank niet is gebleken dat het CAK zich niet gehouden heeft aan de daarvoor geldende regels en richtlijnen bij de inning van de bestuursrechtelijke premie door middel van de verrekening met de zorgtoeslag.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep op het standpunt gesteld dat het CAK hem in een positie plaatst, die afbreuk doet aan gezondheidspreventie. Volgens appellant misbruikt het CAK bevoegdheden door aanhoudend tot invordering over te gaan.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Het CAK heeft – voor zover hier van belang – (een deel van) de bestuursrechtelijke premie geïnd door omleiding van de zorgtoeslag met toepassing van artikel 18f, zesde lid, van de Zvw. Met juistheid heeft de rechtbank overwogen dat niet gebleken is dat het CAK zich daarbij niet gehouden heeft aan de daarvoor geldende regels en richtlijnen. De hier aan de orde zijnde omleiding van de zorgtoeslag is geen beslag, zodat de regels van de beslagvrije voet als neergelegd in artikel 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering geen beperking inhouden om van deze bevoegdheid gebruik te maken. Van misbruik van bevoegdheid is geen sprake. Wat appellant in deze zaak verder heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel.
4.2.
Uit 4.1 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van E.P.J.M. Claerhoudt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 oktober 2023.
(getekend) D. Hardonk-Prins
(getekend) E.P.J.M. Claerhoudt