ECLI:NL:CRVB:2023:201

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 januari 2023
Publicatiedatum
31 januari 2023
Zaaknummer
20 / 3531 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de verlaging van bijstandsuitkering en de afwezigheid bij trainingen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlaging van de bijstandsuitkering van appellante met 100% voor de duur van een maand. De verlaging was het gevolg van het niet verschijnen van appellante bij verplichte trainingen, waarvoor zij niet tijdig had afgemeld. Appellante had geen controleerbare gegevens overgelegd die haar afwezigheid konden onderbouwen. De rechtbank Rotterdam had eerder het beroep van appellante tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Barendrecht ongegrond verklaard.

De feiten van de zaak zijn als volgt: appellante had op 11 juli 2019 een gesprek met een klantmanager over haar participatietraject, waarna een plan van aanpak werd opgesteld. Dit plan bevatte voorzieningen ter ondersteuning van appellante bij het vinden van werk, waaronder scholing. Appellante ontving uitnodigingen voor de trainingen 'Mijn Verhaal' en 'Hallo Werk, Ervaren & Doen', maar verscheen zonder afmelding niet op de eerste twee bijeenkomsten. Na een voornemen tot verlaging van haar uitkering, dat appellante negeerde, werd het besluit tot verlaging op 27 november 2019 gehandhaafd.

In hoger beroep voerde appellante aan dat zij zich mondeling had afgemeld en dat er geen rekening was gehouden met haar beperkingen. De Raad oordeelde dat appellante niet had aangetoond dat zij zich had afgemeld en dat het college voldoende onderzoek had gedaan naar haar mogelijkheden. De beroepsgronden van appellante werden verworpen, en de Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

20.3531 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 7 september 2020, 20/72 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Barendrecht (college)
Datum uitspraak: 17 januari 2023
Zitting heeft: mr. E.C.E. Marechal
Griffier: B. van Dijk
Ter zitting zijn verschenen: mr. M.B. Visser namens appellante. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.V. Dieckmann.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende
overwegingen.
Het gaat in deze zaak om het opleggen van een maatregel, waarbij het college de bijstand van appellante vanaf 1 september 2019 met 100% heeft verlaagd voor de duur van een maand. Aan dat besluit is het volgende vooraf gegaan.
Op 11 juli 2019 heeft appellante een gesprek gehad met een klantmanager van de gemeente Barendrecht over de voortgang van haar participatietraject, waarna de klantmanager een plan van aanpak heeft opgesteld. In dit plan van aanpak zijn onder meer voorzieningen opgenomen die appellante kunnen ondersteunen bij het vinden en behouden van betaald werk, waaronder scholing. Bij brief van 15 juli 2019 is het plan van aanpak aan appellante toegezonden. Appellante heeft hier geen bezwaar tegen gemaakt.
Bij brieven van 30 juli 2019 en 8 augustus 2019 is appellante uitgenodigd voor de trainingen ‘Mijn Verhaal’ en ‘Hallo Werk, Ervaren & Doen’. Appellante is zonder bericht van verhindering niet verschenen op de eerste twee bijeenkomsten van de training ‘Mijn Verhaal’. Ook heeft zij niet gereageerd op berichten om zich online aan te melden voor de training ‘Hallo Werk, Ervaren & Doen’. Het college heeft appellante vervolgens bij brief van 16 augustus 2019 een voornemen tot het verlagen van haar uitkering toegezonden met een vragenformulier waarmee appellante op het voornemen kon reageren. Appellante heeft hierop niet gereageerd.
Het besluit tot het verlagen van de bijstand met 100% voor de duur van een maand vanaf 1 september 2019 is, na bezwaar, gehandhaafd bij besluit van 27 november 2019 (bestreden besluit). De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
In hoger beroep voert appellante ten eerste aan dat zij zich mondeling zou hebben afgemeld voor de trainingen ‘Mijn Verhaal’ en Hallo Werk’.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij zich van te voren voor de trainingen heeft afgemeld. Zij heeft hiertoe geen controleerbare gegevens overgelegd en ook in het dossier zijn hiervoor geen andere aanknopingspunten te vinden.
Appellante voert verder in hoger beroep aan dat bij het aanbieden van de voorziening in de vorm van trainingen geen rekening is gehouden met haar beperkingen en appellante om die reden geen verwijt kan worden gemaakt van het niet volgen daarvan. Subsidiair beroept appellante zich op artikel 18, tiende lid, van de Participatiewet en stelt dat vanwege het niet rekening houden met haar beperkingen sprake is van bijzondere omstandigheden in de zin van dat artikel.
Ook deze beroepsgrond slaagt niet. Het college heeft voorafgaand aan het opstellen van het plan van aanpak onderzoek door een verzekeringsarts en psycholoog laten verrichten naar de arbeidsmogelijkheden en -beperkingen van appellante. In het plan van aanpak is scholing opgenomen als een voorziening die appellante kan helpen bij het vinden van betaald werk. Uit de rapporten van de verzekeringsarts en psycholoog blijkt niet dat appellante gelet op haar beperkingen geen scholing, zoals onderhavige trainingen, zou kunnen volgen. Appellante heeft geen (medische) controleerbare gegevens overgelegd waaruit zou blijken dat zij niet in staat was de trainingen te volgen of dat de trainingen niet passend waren.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt daarom bevestigd.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) B. van Dijk (getekend) E.C.E. Marechal