ECLI:NL:CRVB:2023:206

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 februari 2023
Publicatiedatum
1 februari 2023
Zaaknummer
22/3332 WLZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens termijnoverschrijding bij indiening beroepsgronden

Op 1 februari 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 22/3332 WLZ. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk verklaard omdat het ingediende beroepschrift geen gronden bevatte. De appellante, vertegenwoordigd door mr. S. Karkache, had de gelegenheid gekregen om dit verzuim te herstellen, maar heeft de gestelde termijnen ongebruikt laten verstrijken. De gemachtigde van appellante werd op 3 november 2022 en opnieuw op 5 december 2022 in de gelegenheid gesteld om de beroepsgronden in te dienen, maar heeft hier niet op gereageerd. Hierdoor kon de Centrale Raad van Beroep niet inhoudelijk op het hoger beroep ingaan. De Raad oordeelde dat er geen redenen waren die het verzuim konden verontschuldigen, en besloot zonder verder onderzoek dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk was. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door D. Hardonk-Prins, in aanwezigheid van griffier M.C.G. van Dijk, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Datum uitspraak: 1 februari 2023
22/3332 WLZ
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 13 september 2022, 22/1677 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. S. Karkache, advocaat, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.

OVERWEGINGEN

In artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is bepaald dat het beroepschrift de gronden van het beroep dient te bevatten. Ingevolge artikel 6:24 van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Het ingediende beroepschrift bevat geen gronden.
Bij brief van 3 november 2022 is de gemachtigde van appellante in de gelegenheid gesteld dit verzuim binnen vier weken te herstellen.
De gemachtigde van appellante heeft deze termijn ongebruikt voorbij laten gaan.
Bij aangetekende brief van 5 december 2022 is aan de gemachtigde van appellante nogmaals de gelegenheid geboden de beroepsgronden in te dienen. Daarbij is een termijn van vier weken gesteld en is appellante erop gewezen dat overschrijding van die termijn tot gevolg zal hebben dat de zaak niet inhoudelijk wordt behandeld.
De gemachtigde van appellante heeft ook deze termijn ongebruikt voorbij laten gaan.
Niet is gebleken van redenen die een verontschuldiging vormen voor dit verzuim. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins, in tegenwoordigheid van M.C.G. van Dijk als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 februari 2023.
(getekend) D. Hardonk-Prins
(getekend) M.C.G. van Dijk
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.