ECLI:NL:CRVB:2023:2097

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 november 2023
Publicatiedatum
13 november 2023
Zaaknummer
22/2646 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. J.L. Pronk, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 12 juli 2022. Het hoger beroep betreft de intrekking van een eerder beroep, omdat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op 17 april 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar heeft genomen, waarmee het volledig tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellant. Appellant heeft vervolgens het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling tegen het Uwv.

De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar aan de bezwaren van appellant heeft voldaan. Gezien de intrekking van het hoger beroep, heeft de Raad de mogelijkheid om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv in de kosten moet worden veroordeeld, die zijn begroot op € 837,- voor het indienen van het hoger beroepschrift. Daarnaast moet het Uwv het door appellant betaalde griffierecht van in totaal € 185,- vergoeden.

De uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier, en is openbaar uitgesproken op 8 november 2023. De uitspraak is een belangrijke bevestiging van de regels omtrent proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedures, met name in gevallen waarin het bestuursorgaan volledig tegemoetkomt aan de bezwaren van de appellant.

Uitspraak

Datum uitspraak: 8 november 2023
22/2646 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 12 juli 2022, 21/3818 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. J.L. Pronk hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 17 april 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Appellant heeft het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Vastgesteld wordt dat appellant het hoger beroep heeft ingetrokken, omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 17 april 2023 volledig aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen.
Het Uwv wordt veroordeeld in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 837,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hoger beroepschrift).
Daarnaast zal het Uwv het door appellant voor het beroep en hoger beroep betaalde griffierecht moeten vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 837,-‬;
- bepaalt dat het Uwv het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 185,-
vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van
M.D.F. de Moor als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 november 2023.
(getekend) I.M.J. Hilhorst-Hagen
(getekend) M.D.F. de Moor