ECLI:NL:CRVB:2023:2113
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verzoek om terug te komen van Wajong-besluit
In deze zaak heeft appellant, geboren in 1989, op 15 juni 2010 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft op 12 augustus 2010 deze uitkering toegekend, ingaande 5 oktober 2010, op basis van de werkregeling. Appellant heeft op 15 oktober 2020 verzocht om ook voorafgaand aan 2010 een Wajong-uitkering toe te kennen. Het Uwv heeft dit verzoek opgevat als een verzoek om terug te komen van het eerdere besluit en heeft dit afgewezen, omdat er geen nieuw gebleken feiten of omstandigheden waren. De rechtbank Gelderland heeft het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij niet in staat was om bezwaar te maken tegen het besluit van 12 augustus 2010 en dat het Uwv ten onrechte artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft toegepast. Appellant stelt dat hij vanaf 15 juni 2010 recht had op een Wajong-uitkering en dat de motivering van de verzekeringsarts niet specifiek genoeg was voor zijn situatie. Het Uwv heeft verzocht de uitspraak van de rechtbank te bevestigen.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat appellant geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangedragen die een herziening van het besluit rechtvaardigen. De Raad heeft de argumenten van appellant gevolgd en geconcludeerd dat het Uwv terecht het verzoek om terug te komen van het besluit heeft afgewezen. De aangevallen uitspraak is bevestigd en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.