ECLI:NL:CRVB:2023:2131
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van de korpschef om gehoorschade als beroepsziekte te erkennen
In deze zaak gaat het om de weigering van de korpschef om de door appellant opgelopen gehoorschade in de vorm van tinnitus aan te merken als beroepsziekte. Appellant, werkzaam bij de politie sinds 1991, heeft in januari 2020 melding gemaakt van tinnitus, die hij toeschrijft aan geluidbelasting door zijn werkzaamheden. De korpschef heeft na medisch onderzoek door een verzekeringsarts geconcludeerd dat de tinnitus niet beroepsgerelateerd is en heeft de aanvraag van appellant afgewezen. De rechtbank Gelderland heeft het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard. Appellant heeft hoger beroep ingesteld, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelt dat de korpschef op goede gronden heeft geweigerd de gehoorschade als beroepsziekte te erkennen, omdat er geen oorzakelijk verband is aangetoond tussen de werkzaamheden van appellant en de tinnitus. De conclusies van de verzekeringsarts zijn deugdelijk gemotiveerd en appellant heeft deze niet weerlegd met een alternatieve medische expertise. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de eerdere uitspraak, waardoor appellant geen vergoeding voor proceskosten ontvangt en het betaalde griffierecht niet terugkrijgt.