ECLI:NL:CRVB:2023:2148
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellante een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellante, die voorheen als onderwijsassistent werkte, heeft zich ziekgemeld met aan bevalling gerelateerde klachten. Na een aanvraag voor een WIA-uitkering heeft het Uwv haar arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 20,33%. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het Uwv heeft zijn standpunt gehandhaafd. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarna zij in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het Uwv terecht geen WIA-uitkering heeft toegekend. De Raad oordeelt dat de medische beoordeling van het Uwv voldoende onderbouwd is en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van deze beoordeling. Appellante heeft aangevoerd dat zij meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen, maar de Raad volgt dit standpunt niet. De Raad heeft vastgesteld dat de verzekeringsartsen van het Uwv de belastbaarheid van appellante niet hebben onderschat en dat er geen reden is om een onafhankelijk deskundige te benoemen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, wat betekent dat de weigering van de WIA-uitkering in stand blijft.