In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die zich op 4 oktober 2017 ziek meldde, verzocht om een WIA-uitkering, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde deze toe te kennen op basis van een vastgestelde arbeidsongeschiktheid van minder dan 35%. De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze weigering ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat de medische en arbeidskundige beoordelingen van het Uwv voldoende waren onderbouwd. Appellante voerde in hoger beroep aan dat haar medische beperkingen waren onderschat en dat zij niet zelfredzaam was, maar de door haar overgelegde medische informatie leidde niet tot een ander oordeel. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij werd vastgesteld dat appellante geschikt was voor de geselecteerde functies en dat de medische beoordeling van het Uwv correct was. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.