ECLI:NL:CRVB:2023:230
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning WGA-uitkering en herbeoordeling arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de toekenning van een WGA-uitkering aan appellant, die zich op 23 maart 2015 ziek meldde met lichamelijke klachten. Na een loongerelateerde WGA-uitkering van 100% van 20 maart 2017 tot 19 augustus 2019, heeft het Uwv vastgesteld dat appellant met ingang van 25 januari 2018 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Dit besluit is genomen na een herbeoordeling op verzoek van de werkgever, waarbij een arts van het Uwv appellant onderzocht en een rapport opstelde. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, omdat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek. Appellant heeft in hoger beroep herhaald dat het onderzoek niet zorgvuldig was, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het Uwv voldoende gemotiveerd heeft aangetoond dat de functies die aan de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor appellant. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat appellant zelf verantwoordelijk was voor het aanleveren van nadere medische informatie, wat hij niet heeft gedaan. De Centrale Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep niet slaagt.