ECLI:NL:CRVB:2023:2310
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- F.M. Rijnbeek
- I. Gök
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de ZW-uitkering van appellante en geschiktheid voor arbeid
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellante door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante, die voorheen als administratief medewerker werkte, had zich op 28 januari 2020 ziekgemeld vanwege psychische klachten. Het Uwv beëindigde haar uitkering per 6 augustus 2021, wat appellante betwistte. De rechtbank Midden-Nederland verklaarde het beroep van appellante ongegrond, waarna zij in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv de beëindiging van de uitkering terecht had doorgevoerd. De Raad concludeerde dat appellante geschikt was voor haar eigen werk en dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd. De Raad volgde de argumenten van het Uwv en de verzekeringsarts bezwaar en beroep, die stelden dat appellante, ondanks haar klachten, weer in staat was om haar werkzaamheden te verrichten. Het verzoek van appellante om een deskundige te benoemen werd afgewezen, omdat er geen twijfel bestond over de medische beoordeling. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af, maar veroordeelde het Uwv wel tot vergoeding van de proceskosten van appellante.